K1 Zinnen

Question 1

Sorry, mag ik je / u iets vragen?

Answer 1

Entschuldigung, darf ich dich / Sie etwas fragen?

Question 2

Natuurlijk, wat kan ik voor je / u doen?

Answer 2

Na klar, was kann ich für dich / Sie tun?

Question 2

Nee, ik heb helaas geen tijd.

Answer 2

Nein, ich habe leider keine Zeit.

Question 3

Sorry, kun je / kunt u mij helpen?

Answer 3

Entschuldigung, kannst du / können Sie mir helfen?

Question 4

Ik ben mijn horloge kwijt.

Answer 4

Ich habe meine Uhr verloren.

Question 5

Wat vervelend! Dat spijt me voor je / u

Answer 5

Wie ärgenlich! Dat tut mir leid für dich / Sie tun.

Question 6

Hoe ziet de rugzak eruit?

Answer 6

Wie sieht der Rucksack aus?

Question 7

Hij is van stof / leer / kunststof

Answer 7

er ist aus Stoff / Leder / Kunststoff.

Question 8

Hoe ziet de tas eruit?

Answer 8

Wie sieht die Tasche aus?

Question 9

Ze is geel / donkergroen / lichtblauw met witte bloemen / gestreept.

Answer 9

Sie ist gelb / dunkelgrün / hellblau mit weißen Blumen / gestreift.

Question 10

Is je koffer groot?

Answer 10

Ist dein Koffer groß?

Question 11

Nee, hij is tamelijk klein / middelgroot.

Answer 11

Nein, er ist ziemlich klein / middelgroß.

Question 12

Hartelijk dank voor jouw / uw hulp!

Answer 12

Vielen Dank für deine / Ihre Hilfe!

Question 13

Graag gedaan / Niets te danken.

Answer 13

Gern geschehen. / Nichts zu danken.

Question 14

In juli / augustus waren wij een week / twee weken / tien dagen op vakantie.

Answer 14

Im Juli / August waren wir eine Woche / zwei Wochen / zehn Tage im Urlaub.

Question 15

Ik heb mijn vakantie thuis doorgebracht.

Answer 15

Ich habe meine Ferien zu Hause verbracht.

Question 16

We zijn met de auto / trein / bus naar Spanje gegaan.

Answer 16

Wir sind mit dem Auto / Zug / Bus nach Spanien gefahren.

Question 17

Ik ben met het vliegtuig naar Griekenland gevlogen.

Answer 17

Ich bin mit dem Flugzeug nach Griechenland geflogen.

Question 18

We hebben in een hotel / appartement / tent geslapen.

Answer 18

Wir haben in einem Hotel / einem Appartement / einem Zelt geslafen.

Question 19

Ik heb veel gezwommen en ik heb veel gefietst.

Answer 19

Ich bin viel geschwommen und ich bin viel Rad gefahren.

Question 20

Mijn vakantie was heel leuk / saai.

Answer 20

meine Ferien waren sehr schön / langweilig.

Question 21

Wandelen / Zeilen vond ik leuk.

Answer 21

Das Wandern / Segeln hat mir Spaß gemacht.

Question 22

Vandaag vertel ik iets over mijn zomervakantie.

Answer 22

Heute erzähle ich etwas über meine Sommerferien.

Question 23

Dit was mijn presentatie.

Answer 23

Das war meine Präsentation.

Question 24

Hebben jullie nog vragen?

Answer 24

Habt ihr noch Fragen?

Question 25

Hartelijk dank voor het luisteren.

Answer 25

Vielen Dank fürs Zuhören.

Question 26

Ik zit op de havo.

Answer 26

Ich gehe in die Realschule

Question 27

Ik zit in de derde klas.

Answer 27

Ich gehe in die neunte klasse.

Question 28

Ik ga graag naar school.

Answer 28

Ich gehe gern in die Schule.

Question 29

Ik heb ook meestal goede cijfers.

Answer 29

Ich habe auch meistens gute Noten.

Question 30

De school vind ik heel / niet leuk.

Answer 30

Die schule macht mir großen / keinen Spaß.

Question 31

Ik wil goede cijfers halen. / Mijn cijfers maken me niet uit.

Answer 31

Ich will gute Noten schreißen. / Meine Noten sind mir egal.

Question 32

De docent Duits heeft veel humor.

Answer 32

Der Deutschleherer hat viel Humor.

Question 33

De lerares biologie / De leraar aardrijkskunde vind ik aardig / grappig / (on)sympathiek / streng.

Answer 33

Die Biologielehrerin / Den Erdkundelehrer finde ich nett / witzig / (un)sympathisch / streng.

Question 34

De leraar wiskunde geeft te veel huiswerk op.

Answer 34

Der Mathelehrer gibt zu viele Hausaufgabe auf.

Question 35

Nederlands vind ik interessant / moeilijk / stom / inspannend.

Answer 35

Niederländisch finde ich interessant / schwierig / blöd / anstrengend.

Question 36

Geschiedenis is gemakkelijker dan scheikunde.

Answer 36

Geschichte ist einfacher als Chemie.

Question 37

Engels vind ik moeilijker dan Frans.

Answer 37

Englisch finde ich schwieriger als Französisch.

Question 37

Op maandag ben ik on half twee vrij.

Answer 37

Am Montag habe ich un halb zwei frei.

Question 38

De middagpauze duurt een uur.

Answer 38

Die mittagspause dauert eine Stunde.

Question 39

Vanmiddag moet ik een spreekbeurt voorbereiden.

Answer 39

Am nachmittag muss ich ein Referat vorbereiten.

Question 40

Bij ons begint het eerste lesuur om acht uur.

Answer 40

Bei uns fängt die erste Stunde um acht Uhr an.

Question 41

We hebben twee uur les en dan een kleine pauze van tien minuten.

Answer 41

Wir haben zwei Stunden Unterricht und dann eine kleine Pause von zehn Minuten.