kapital 2 hoofdstuk 2 Flashcards
(177 cards)
1
Q
de firma
A
die Firma
2
Q
het forum
A
das forum
3
Q
de garantie
A
die Garantie
4
Q
de glassoort
A
die Glassorte
4
Q
het groene glas/gekleurde glas
A
das Grünglas
4
Q
de maatschappij
A
die Gesellschaft
4
Q
autovriendelijk
A
automobilfreundlich
4
Q
ondertussen
A
mittlerweile
5
Q
besparen
A
einsparen
5
Q
zich engageren voor
A
sich engagieren für
5
Q
aansluiten op
A
anschließen an
6
Q
de fietsverhuur
A
der Fahrradverleih
7
Q
tegelijkertijd
A
gleichzeitig
7
Q
gebruiken
A
verwenden
7
Q
de stroom/elektriciteit
A
der Strom
8
Q
vandaan komen
A
herkommen
9
Q
de wetenschapper
A
der Wissenschaftler
10
Q
kort ventileren
A
stoßlüften
11
Q
letten op
A
achten auf
12
Q
iets op poten zetten
A
etwas auf die Beine stellen
12
Q
sorteren
A
sortieren
13
Q
het gebaar
A
die Geste
14
Q
verwarmen
A
heizen
15
Q
schadelijk voor het milieu
A
umweltschädlich
15
de toekomst
die Zukunft
16
het energieverbruik
der Energieverbrauch
17
oplossen
lösen
18
consequent
konsequent
18
trouwens
übrigens
19
de fles met statiegeld
die Mehrwegflasche
20
de opleiding, de vorming
die Ausbildung
21
sommige
manch-
22
de compensatie
der Ausgleich
23
de categorie
die Kategorie
23
het verzorgingstehuis/rusthuis
das Pflegeheim
23
de permanente file
der Dauerstau
24
het bewustzijn
das Bewusstsein
24
toeschrijven
zuschreiben
25
principieel
prinzipiell
26
verschuiven/verplaatsen naar
verschieben auf
27
het opsporen van afval
die Abfallverfolgung
28
het gerecycleerde papier
das Recyclingpapier
29
de afvalscheiding
die Mülltrennung
29
zich interesseren voor
sich interessieren für
30
het autodelen
das Carsharing
30
nakend
bevorstehend
31
zich beschermen tegen
sich schützen gegen
32
de rol
die Rolle
32
het milieu
die Umwelt
33
ongeveer
etwa
34
het meettoestel
das Messgerät
35
verspillen
verschwenden
35
zogenaamd
sogenannt
36
de schooltuin
der Schulgarten
37
inrichten
gestalten
38
de uitvlucht
die Ausrede
39
de beslissing
die Entscheidung
40
vormen
sich bilden
41
scheiden
trennen
42
telkens
jeweils
43
veroorzaken
verursachen
44
verbruiken
verbrauchen
45
de gemeente
die Gemeinde
46
de huurder
der Mieter
47
missen
fehlen
48
de muzieksmaak
der Musikgeschmack
49
echter
allerdings
50
de aarde
die Erde
51
nodig hebben
brauchen
52
ten eerste
erstens
53
op de hoogte zijn
Bescheid wissen
54
de papieren zak
die Papiertüte
55
de omgang
der Umgang
56
de jerrycan
der Kanister
56
de duurzaamheid
die Nachhaltigkeit
57
veranderen
sich verändern
58
bereiken
erreichen
59
belangrijk
wichtig
60
bovendien
außerdem
61
het bruine glas/gekleurde glas
das Braunglas
62
het advies
die Empfehlung
63
vereenvoudigen
erleichtern
64
tot nu toe
bisher
65
de glascontainer
der Altglascontainer
66
zich inzetten voor
sich einsetzen für
67
de mening
die Meinung
68
de parkeerhulp
die Einparkhilfe
69
schenken aan
spenden für
70
gelijk geven
recht geben
71
de levenskwaliteit
die Lebensqualität
72
toekomstig
zukünftig
73
de terugmelding
die Rückmeldung
74
vermijden
vermeiden
74
lager zetten
herunterdrehen
74
het verschil
der Unterschied
75
de beker
der Becher
76
de droogtrommel
der Wäschetrockner
77
de autogebruiker
der Pkw-Nutzer
78
de beeldherkenning
die Bilderkennung
79
de openbare ruimte
der Stadtraum
80
sindsdien
seither
81
de verantwoordelijkheid
die Verantwortung
82
de vuilnisbak
die Mülltonne
83
gelijk hebben
recht haben
84
de camera
die Kamera
85
opkomen
einstehen
86
het begin
der Anfang
87
de milieubescherming
der Umweltschutz
88
de jongere
der Jugendliche
89
parkeren
einparken
90
iets serieus nemen
etwas ernst nehmen
91
beslissen
entscheiden
92
de grondstof
der Rohstof
93
2 schadelijk zijn
schaden
94
gaan over
sich drehen um
95
de zee
das Meer
96
bepalen
bestimmen
97
daarop
daraufhin
98
leiden tot
führen zu
99
het afval
der Müll
100
smelten
schmelzen
101
de spraakassistent
der Sprachassistent
102
de aankoop
der Kauf
103
de muziekstreaming
das Musikstreaming
104
de huurster
die Mieterin
105
schoolvrij
schulfrei
106
de verwarming/de radiator
die Heizung
107
3 aflopen
ablaufen
108
inrichten
gestalten
109
1 gebeuren
passieren
110
beperken
einschränken
110
erop staan
bestehen auf
111
ten slotte, tenslotte
schließlich
112
de app
die App
112
1 motiveren
begründen
113
de robot
der Roboter
113
de fietser
der Radler
114
invullen in
eintragen in
115
de pot
der Topf
116
de ozonlaag
die Ozonschicht
117
de lezing
der Vortrag
118
de aankoop
der Kauf
119
de afvalemmer
der Mülleimer
119
het plastic
das Plastik
120
de politiek
die Politik
121
de temperatuur
die Temperatur
122
het witte glas
das Weißglas
123
de actie
die Aktion
124
de wegwerpfles
die Einwegflasche
125
de energievoorziening
die Energieversorgung
126
1 de verwarming/de radiator
die Heizung
127
de fles met statiegeld
die Pfandflasche
128
de plastic zak
die Plastiktüte
128
het thema
das Thema
129
het gebruik
die Verwendung
130
de leerfeedback
das Lernfeedback
131
de examenvoorspellling
die Prüfungsvorhersage
132
het fijnstofalarm
der Feinstaubalarm
133
1 aflopen
ablaufen
134
de ogen sluiten voor
ausblenden
135
uitschakelen
ausschalten
136
1 motiveren
begründen
137
2 beperken
einschränken
138
zich verdiepen
einsteigen
138
2 gebeuren
passieren
139
2 schenken aan
spenden für
140
overweg kunnen
zurechtkommen
141
telefoneren, opbellen
anrufen
142
2 invullen in
eintragen in
143
tientallen jaren
jahrzehntelang
144
ooit
irgendwann
145
2 daarop
daraufhin
146
ten tweede
zweitens
147
tamelijk
ziemlich
148
werkelijk
tatsächlich
149
hevig, fel
heftig
150
om het even
egal
