kapital5 Flashcards
(70 cards)
1
Q
het huis
A
der Haus
2
Q
het gebouw
A
das Gebäude
3
Q
de eengezinshuis
A
das Einfamilienhaus
4
Q
de tweewoonst
A
das Zweifamilienhaus
5
Q
de rijhuis
A
das Reihenhaus
6
Q
de bungalow
A
der Bungalow
7
Q
het flatgebouw
A
das Hochhaus
8
Q
de woning
A
die Wohnung
9
Q
de loft/ appartement
A
das Lofthaus
10
Q
de boerderij
A
der Bauernhof
11
Q
de villa
A
die Villa
12
Q
het kot
A
die Bude
13
Q
de kamer
A
das Zimmer
14
Q
de woonkamer
A
das Wohnzimmer
15
Q
de studeerkamer
A
das Arbeitszimmer
16
Q
de slaapkamer
A
das Schlafzimmer
17
Q
de badkamer
A
das Badezimmer
18
Q
de gang
A
der Flur
19
Q
de keuken
A
der Küche
20
Q
de kelder
A
der Keller
21
Q
de zolder
A
der Dachboden
22
Q
het toilet
A
die Toilette
23
Q
de garage
A
die Garage
24
Q
de tuin
A
der Garten
25
wonen
wohnen
26
de benedenverdieping
das Erdgeschoss
27
de verdieping
der Stock
28
de trap
die Treppe
29
de deur
die Tür
30
het venster
das Fenster
31
de vloer
der Fußboden
32
het meubel
das Möbel
33
de tafel
der Tisch
34
de stoel
der Stuhl
35
de kast
der Schrank
36
de kleerkast
der Kleiderschrank
37
de koelkast
der Kühlschrank
38
de boekenkast
der Bücherschrank
39
het boekenrek
das Regal
40
de zetel
der Sessel
41
het bed
das Bett
42
het tapijt
der Tappich
43
de spiegel
der Spiegel
44
klein
klein
45
groot
groß
46
rustig
ruhig
47
luid
laut
48
gezellig
gemütlich
49
donker
dunker
50
licht
hell
51
warm
warm
52
koud
kalt
53
net, proper
sauber
54
vuil
schmutzig
55
tof
toll
56
fantastisch
fantastisch
57
modern
modern
58
ouderwets
altmodlisch
59
gemakkelijk
bequem
60
de stad
die Stad
61
het platteland
das Land
62
het dorp
das Dorf
63
kopen
kaufen
64
huren
mieten
65
de huur
die Miete
66
verhuizen
umziehen
67
de buur
der Nachbar
68
de buurvrouw
der nachbarin
69
de orde
die Ordnung
70
opruimen
aufräumen
