kapitel 2 lektion 3 ne du zinnen Flashcards

1
Q

Kan ik je/u helpen?

A

kann ich dir/Ihnen helfen?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Ja, graag. Ik zoek een nieuwe spijkerbroek

A

Ja, bitte. Ich suche eine neue Jeans.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Nee, bedankt. Ik kijk alleen even rond.

A

Nein, danke. Ich sehe mich nur um.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe vind je deze broek?

A

Wie findest du diese Hose?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Ik vind de broek leuk/ goedkoop/ duur.

A

Ich finde die Hose toll/ billig/ teuer.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Ik vind de kleur (niet zo) mooi.

A

Ich finde die farbe (nicht so) schön.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Kan ik het T-shirt even passen?

A

Kann ich das T-shirt mal anprobieren?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Maar natuurlijk! Daar zijn de pashokjes.

A

Aber natürlich! Dort sind die Umkleidekabinen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Heeft u het overhemd een maatje groter/ kleiner?

A

Haben Sie das Hemd eine Größe größer/ kleiner?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Ik ga even kijken. Nee, het overhemd is er alleen nog in maat M

A

Ich schaue mal nach. Nein, das Hemd gibt es nur noch in Größe M

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Heeft u/ Zijn deze schoenen er nog in maat 42?

A

Haben Sie/ Gibt es diese Schuhe noch in Größe 42?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Momentje, alstublieft. Ik ga even kijken

A

Moment, bitte. Ich schaue mal nach.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Nee, die zijn helaas uitverkocht

A

Nein, die sind leider ausverkauft

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Nee, helaas alleen maar in het blauw

A

Nein, leider nur noch in Blau

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hoe zit de jas?

A

Wie passt die Jacke?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

de jas zit heel goed

A

Die jacke passt sehr gut

17
Q

Ik geloof dat de jas een beetje te krap/ te groot/ te kort is

A

Ich glaube, dass die Jacke ein bisschen zu eng/ zu groß/ zu kruz ist

18
Q

Kan ik de laarzen ruilen?

A

Kann ich die Stiefel umtauschen?

19
Q

Ja, maar alleen met de kassabon

A

ja, aber nur mit dem Kassenzettel

20
Q

nee, want de laarzen zijn in de aanbieding

A

nein, denn die Stiefel sind im Angebot

21
Q

Kan ik pinnen?

A

Kann ich mit Karte zahlen?

22
Q

Ja natuurlijk! Daar is de kassa

A

ja, natürlich! Dort ist die Kasse

23
Q

Nee, u kunt alleen contant betalen

A

Nein, Sie können nur bar zahlen