Kapitel 3 woordenschat Flashcards
zelfstandige naamwoorden (43 cards)
1
Q
de blog
A
der Blog
2
Q
het boek
A
das Buch
3
Q
de CD
A
die CD
4
Q
de digitale camera
A
die Digitalkamera
5
Q
de dvd
A
die DVD
6
Q
de e-mail
A
die E-Mail
7
Q
de televisie (het medium)
A
das Fernsehen
8
Q
het tv-toestel
A
der Fernseher
9
Q
de gsm
A
das Handy
10
Q
het internet
A
das Internet
11
Q
het medium
A
das Medium
12
Q
de notebook
A
das Notebook
13
Q
de radio (medium en toestel)
A
das Radio
14
Q
de radio (medium)
A
der Rundfunk
15
Q
de smartphone
A
das Smartphone
16
Q
de tablet
A
das Tablet
17
Q
de telefoon
A
das Telefon
18
Q
de krant
A
die Zeitung
19
Q
het tijdschrift
A
die Zeitschrift
20
Q
de autoriteit, de overheid
A
die Behörde
21
Q
het vakantieverblijf
A
die Ferienunterkunft
22
Q
het vrijetijdsaanbod
A
das Freizeitangebot
23
Q
het salaris, loon
A
das Gehalt
24
Q
de vakbond
A
die Gewerkschaft
25
het hoogseizoen
die Hochsaison
26
het eiland
die Insel
27
de kaskraker
der Kassenschlager
28
de rel
der Krawall
29
de relschopper
der Krawallmacher
30
de betoging
die Kundgebung
31
de luchtvervuiling
die Luftverschmutzung
32
de ecotaks
die Öko-Steuer
33
het gevecht
die Prugelei
34
de rust
die Ruhe
35
de krantenkop
die Schlagzeile
36
de ruzie
die Schlägerei
37
de straf
die Strafe
38
de milieuactivist
der Umweltschützer
39
de vereniging
der Verband
40
de schending
der Verstoβ
41
het doel
der Zweck
42
het voorval
der Zwichenfall
43
