Kapitel 4 Flashcards

(58 cards)

1
Q

de puist

A

der Pickel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

de mee -eters

A

der Mitesser

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

scheerwater

A

Rasierwasser

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

erger

A

schlimmer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

ontsteken

A

entzünden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

van mijn huisarts heb ik een creme gekregen

A

Von meinem Hautarzt habe ich eine Creme bekommen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

3 jaar geleden/ terug

A

Vor 3 jahre

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

uw ontwikkeling is nog niet voltooid, dus geen paniek

A

Deine Entwicklung ist noch nicht abgeschlossen, also keine Panik

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is het beste om nu te doen?

A

Was mache ich jetzt am besten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

belangrijk

A

Wichtig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

naar de arts gaan

A

Zum Arzt gehst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

hoesten

A

husten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

snuiten

A

schnupfen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

heesheid

A

heiserkeit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

wat zal ik nu doen

A

was soll ich jetzt machen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

voeding

A

Ernährung

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

volgens mijn mening

A

meiner Meinung nach

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

volgens mijn eigen ervaring

A

meiner eigenen Erfahrung nach

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

wat helpt?

A

was hilft

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

wat moet ik doen

A

was soll ich machen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

wat is het beste om nu te doen?

A

was mache ich jetzt am besten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

ik heb

A

ich habe

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

sinds gisteren

A

seit gestern

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

sinds maandag

25
dinsdag
Dienstag
26
woensdag
Mittwoch
27
donderdag
Donnerstag
28
vrijdag
Freitag
29
zaterdag
Samstag
30
zondag
Sonntag
31
al wekenlang
schon wochenlang
32
al drie dagen
schon drei Tage
33
al een week
schon eine woche
34
hoofdpijn
Kopfschmerzen
35
buikpijn
Bauchschmerzen
36
koorts
Fieber
37
keelpijn
eine Halsschmerzen
38
koud hebben
eine Erkältung
39
een bloed neus
das Nasenbluten
40
wat helpt daar werkelijk tegen
was hilft wirklich dagegen
41
wat helpt werkelijk
was hilft wirklich
42
heeft u goede tips
habt ihr gute Tipps
43
op uw voeding letten
auf deine Ernährung achten
44
de neus toeknijpen
dir die Nase zuhalten
45
leg een koele doek op je hoofd
dir ein Kühles Tuch auf den Kopf legen
46
drink warme kruiden tee
Heißen Kräutertee trinken
47
in je bed blijven
im Bett bleiben
48
vitaminen C in nemen
Vitamin C einnehmen
49
warme melk met honing drinken
warme Milch mit honing trinken
50
een masker
die (eine) maske
51
afvallen
abnehmen
52
bijkomen
zunehmen
53
derde graad
dritten grades
54
dood weefsel
totes gewebe
55
bruine vlek
braune stelle
56
bevriezen
erfrierung
57
dierenliefhebbende
tierlieb
58
geen vlees
keine fleisch