katern 5 Flashcards

1
Q

speltheorie

A

theorie over de manier waarop mensen beslissingen nemen, waarbij ze rekening houden met de mogelijke uitkomst van keuzes van anderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

simultaan spel

A

gelijktijdig beslissingen nemen in een spelsituatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

sequentieel spel

A

een spel waarbij de spelers na elkaar een beslissing nemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

eenmalig spel

A

spel met slechts één ronde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

herhaald spel

A

spel met meerdere rondes waarbij de acties van de spelers bij voorgaande rondes van invloed kunnen zijn op de te volgen strategie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

coöperatief spel

A

de spelers zijn in staat afspraken te maken om hun strategieën te coördineren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

niet-coöperatief spel

A

iedere spelers kiest zijn eigen beste strategie, gegeven de strategieën van de andere(n)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

opbrengstenmatrix/ pay-off matrix

A

tabel met uitkomsten van een spel uit de speltheorie, zoals het gevangenendilemma

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

best response-methode

A

manier voor het uitzoeken naar evenwicht(en) in een spel door voor iedere speler zijn beste strategie te kiezen gegeven alle mogelijke strategieën van alle overige spelers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Nash-evenwicht

A

die combinatie van strategieën van de spelers die leidt tot een resultaat waarbij geen van de spelers een reden heeft om van strategie te veranderen, gegeven de strategie van de ander

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

gevangenendilemma

A

een situatie of spel waarin een evenwicht ontstaat waarbij de uitkomst voor beiden niet optimaal is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

dominante strategie

A

de keuze die een partij maakt, ongeacht de keuze die de ander maakt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

gedomineerde strategie

A

een strategie die een slechter resultaat oplevert dan de andere mogelijke strategieën

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

individuele belang

A

het vooropstellen van het eigenbelang in een dilemma

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

optimale uitkomst

A

een uitkomt van een spel met het beste collectieve resultaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

niet-optimale uitkomst

A

een uitkomst van een spel die mogelijk voor beide partijen beter zou kunnen, maar wel tot stand komt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

gezamenlijk belang

A

het vooropstellen van het gezamenlijk belang in een dilemma

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

collectieve belang

A

het kiezen voor een gezamenlijk belang om een betere uitkomst voor alle partijen samen te krijgen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

nul-som-spel

A

een spel waarbij alle opgetelde uitkomsten van het spel steeds een constante waarde is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

niet nul-som-spel

A

een spel waarbij de opgetelde uitkomsten van het spel geen constante waarde vormen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

contract

A

een document waarin de gemaakte afspraken zijn vastgelegd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

tit for tat-principe

A

als je je niet aan een afspraak houdt, kun je ervan uitgaan dat de andere partij de afspraak ook zal schenden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

zelfbinding

A

een van beide partijen maakt zijn keuze vooraf bekend, ongeacht de keuze die een ander zal gaan maken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

prijzenoorlog

A

strijd tussen concurrenten op basis van prijsverlagingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

sociale normen

A

ongeschreven regels over hoe je je hoort te gedragen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

beslissingsboom

A

een chronologisch overzicht van de mogelijke uitkomst in een sequentieel spel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

verzonken kosten

A

kosten die gemaakt zijn ten behoeve van de totstandkoming van een project en niet zijn terug te verdienen wanneer het project voortijdig stopt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

berovingsprobleem

A

verzwakking van de onderhandelingspositie van een speler doordat hij verzonken kosten heeft gemaakt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

reputatieschade

A

verstoring van een relatie tussen spelers in toekomstige onderhandelingen als gevolg van een eenzijdige afwijking van gemaakt afspraken

30
Q

extern effect

A

gevolgen van productie en gebruik van goederen en diensten die niet in de prijs worden doorberekend

31
Q

positief extern effect

A

extern effect met een positieve invloed

32
Q

negatief extern effect

A

extern effect met een negatieve invloed

33
Q

maatschappelijke kosten of opbrengsten

A

kosten of opbrengsten als gevolg van externe effecten, die worden afgewenteld op of ten goede komen aan de maatschappij

34
Q

zuiver collectieve goederen

A

goederen die de overheid voortbrengt, omdat de goederen niet in individuele eenheden te splitsen zijn en geen prijs voor het goed bij de gebruiker in rekening kan worden gebracht

35
Q

quasi-collectieve goederen

A

goederen waarvan de lasten grotendeels door de overheid worden betaald, maar die individueel kunnen worden afgenomen

36
Q

individuele of particuliere goederen

A

goederen die door de markt geproduceerd worden en individueel afgenomen kunnen worden

37
Q

gemeenschappelijke hulpbronnen

A

goederen waarvan je onbeperkt gebruik kunt maken en er niet voor betaalt omdat niemand eigendomsrechten heeft over de bronnen

38
Q

free rider-gedrag/ meeliftgedrag

A

mensen maken wel gebruik van goederen of diensten, maar betalen er niet voor

39
Q

arbeidsovereenkomst

A

een overeenkomst tussen een werkgever en een werknemer waarin de arbeidsvoorwaarden worden vastgelegd

40
Q

arbeidsvoorwaarden

A

afspreken met de werkgevers over de voorwaarden waaronder arbeid verricht wordt

41
Q

primaire arbeidsvoorwaarden

A

afspraken met de werkgevers over de loonhoogte en werktijden

42
Q

secundaire arbeidsvoorwaarden

A

afspraken met de werkgevers over aanvullende arbeidsvoorwaarden, zoals vakantiedagen, vakantietoeslag, pensioenregeling, uitkering bij ziekte en opleiding

43
Q

werkgevers

A

de bedrijven die mensen op de arbeidsmarkt vragen om bij het bedrijf te komen werken

44
Q

werknemers

A

de mensen die een arbeidscontract hebben

45
Q

loonruimte

A

de maximale loonstijging en loononderhandelingsruimte zonder dat de winst van een bedrijf in percentage van de toegevoegde waarde daalt. is ongeveer gelijk aan de procentuele stijging van de prijzen plus de procentuele stijging van de arbeidsproductiviteit

46
Q

cao - collectieve arbeidsovereenkomst

A

afspraken over de arbeidsvoorwaarden in een bedrijfstak of bedrijf, gemaakt door de vakbonden en de werkgeversorganisaties

47
Q

algemeen verbinden verklaren van een cao

A

de cao-afspraken gelden voor alle werknemers in die bedrijfstak of dat bedrijf wanneer de cao door de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheden algemeen verbindend is verklaard

48
Q

Centraal Akkoord

A

afspraken over arbeidsvoorwaarden op landelijk niveau tussen vakcentrales, werkgeverscentrales en de regering

49
Q

Werknemerssurplus

A

het verschil tussen het evenwichtsloon en het loon waarvoor iemand bereid is te gaan werken

50
Q

werkgeverssurplus

A

het verschil tussen de betalingsbereidheid van werkgevers en het evenwichtsloon

51
Q

flexibel werk

A

werk waarbij de arbeidsovereenkomst van beperkte duur is en/of waarbij het aantal uren niet vast overeengekomen is

52
Q

Europese Unie

A

een samenwerkingsverband van 27 landen in Europa

53
Q

Europese Raad

A

Raad van de regeringsleiders van alle EU-landen

54
Q

Raad van de Europese Unie

A

Raad van de Europese ministers van alle EU-landen

55
Q

Europese Commissie

A

Het dagelijks bestuur van de Europese Unie

56
Q

Europees Parlement

A

een parlement met daarin leden die rechtstreeks zijn gekozen door de inwoners van de EU-landen

57
Q

Hof van Justitie van de EU

A

de instelling die het recht van de EU handhaaft

58
Q

collectieve dwang

A

de verplichting van iemand (of lidstaten) zich te houden aan bepaalde regels of afspraken. vaal wordt dit gedaan door het afsluiten van contracten of het opleggen van wetgeving

59
Q

vrijhandel

A

internationale handel van goederen en diensten zonder beperkingen in de vorm van protectionistische maatregelen

60
Q

protectie

A

protectie is de bescherming van de binnenlandse economie tegen concurrentie vanuit het buitenland door het opwerken van handelsbelemmeringen

61
Q

WTO - World Trade Organization

A

een organisatie die toeziet op de naleving van afspraken over de handel tussen landen en die streeft naar internationale vrijhandel

62
Q

tarifaire protectionistische maatregelen

A

beïnvloeden de prijzen van producten die geïmporteerd of geëxporteerd worden. het zijn bijvoorbeeld invoerheffingen of exportsubsidies

63
Q

non-tarifaire protectionistische maatregelen

A

hebben geen invloed op de prijzen van producten, maar stellen bijvoorbeeld eisen aan het maximum te importeren producten (quotum) of een geheel importverbod voor bepaalde producten of stellen allerlei regels aan de te importeren producten

64
Q

interne markt

A

een markt waar dezelfde regels gelden voor handelsverkeer

65
Q

NAFTA - North American Free Trade Agreement

A

sinds 1994 werken Canada, VS en Mexico samen op handelsgebied

66
Q

ASEAN - Association of Southeast Asian Nations

A

samenwerkingsverband tussen tien landen in Zuidoost-Azië bestaat sinds 1967 en heeft als doel het bevroren van economische, culturele en politieke samenwerking

67
Q

klimaatconferentie

A

een wereldwijde conferentie waar het klimaatbeleid wordt opgesteld

68
Q

kartel

A

ondernemingen verminderen de concurrentie door afspraken te maken

69
Q

Autoriteit Consument en Markt

A

deze instelling houdt in Nederland onder andere toezicht op misbruik van marktmacht door kartelvorming

70
Q

Circulaire economie

A

een economisch systeem waarbij producten en materialen worden hergebruikt en grondstoffen hun waarde behouden

71
Q

innovatie

A

het geheel van menselijke handelingen gericht op vernieuwing van producten, diensten en productieprocessen

72
Q

patent (octrooi)

A

een door de overheid verleend tijdelijk alleenrecht op het gebruiken van een bepaalde techniek