Kenmerken Poëzie Flashcards

(33 cards)

1
Q

Vergelijking

Beeldspraak

A

Object & Beeld in de zin.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Metafoor

Beeldspraak

A

Object wordt niet genoemd in de zin.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Personificatie

Beeldspraak

A

Object wordt menselijke eigenschappen gegeven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Synesthesie

Beeldspraak

A

Koppelen van zintuigelijke eigenschappen aan een object.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Metonymia

Beeldspraak

A

Niet zeggen wat je rechtstreeks bedoeld, maar een woord dat er mee te maken heeft.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Anithese

Stijlfiguur

A

Tegenstelling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Herhaling

Stijlfiguur

A

Woord(groep) wordt herhaald.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Paradox

Stijlfiguur

A

Tegenstelling die bij nader inzien geen tegenstelling is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Pleonasme

Stijlfiguur

A

Eigenschap geven aan een voorwerp wat die eigenschap al bezit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Tautologie

Stijlfiguur

A

Twee uitdrukkingen gebruiken met dezelfde betekenis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hyperbool

Stijlfiguur

A

Een overdrijving

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Rhetorische vraag

Stijlfiguur

A

Vraag waarop geen antwoord wordt verwacht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Understatement

Stijlfiguur

A

Iets afzwakken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Eufenisme

Stijlfiguur

A

Iets mooier beschrijven dan het werkelijk is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Woordspeling

Stijlfiguur

A

Woordgrappen, bijv: woord met twee betekenissen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Symboliek

A

Een voorwerp met een symbool identificeren.

17
Q

Humor

A

Ironie, sarcasme, cynisme

18
Q

Clichés

A

Beeldspraak dat zo vaak voorkomt dat het niet meer speciaal overkomt.

19
Q

Assonantie

Halfrijm

A

Klinkers rijmen met elkaar

20
Q

Alliteratie

Halfrijm

A

Woorden die met dezelfde letters starten

21
Q

Binnenrijm

A

Rijm binnen één versregel

22
Q

Eindrijm

A

Rijm aan het einde van versregels

23
Q

Metrum

A

Regelmatig ritme in een gedicht

24
Q

Versvoeten:

A

Jambe: U -
Trochee: - U
Anapest: U U -
Dactylus: - U U

25
Scanderen
Het verdelen van regels in versvoeten | - & U
26
Antimetrie
Verbreking van ritme
27
Elisie
Het inkorten van een lettergreep | (Kindren ipv Kinderen)
28
Epenthesis
Het toevoegen van een lettergreep | (Volluk ipv Volk)
29
Bladspiegel
Ruimte waar gedicht is geschreven | Plaats op het papier
30
Enjambement
Zinnen die doorlopen op twee of meerdere versregels
31
Volta / Wending / Chute
Omkeerpunt in een gedachte of argument
32
Strofes:
2 regels- Distischon 3 regels-Terzine 4 regels- Kwatrijn 6 regels- sextet 8 regels- octaaf
33
Rijmschema's:
Gekruist: ABAB Gepaard: AABB Omarmend rijm: ABBA