Kennislijn A Flashcards
(97 cards)
1
Q
Autonoom mensbeeld
A
Mens wat vrijheid wil en eigen beslissingen wilt maken.
2
Q
Ergste bedreiging van een autonoom mensbeeld
A
Dictator/overheid.
3
Q
Gevolg wanneer een autonoom mens een fout maakt?
A
Eigen verantwoordelijkheid
4
Q
Zorgend mensbeeld
A
Mens wat samen in verbinding is met andere mensen.
5
Q
Ergste bedreiging van een zorgend mensbeeld?
A
Eenzaamheid en verlating.
6
Q
Gevolg wanneer een zorgend mens een fout maakt?
A
Niet verantwoordelijk > door ook andere hun mening keus gemaakt
7
Q
Mensbeeld vanuit Hobbes
A
Mens is slecht door zijn ervaringen. Wetten en regels nodig voor de mens
8
Q
Wat gebeurd er met je vrijheid vanuit het mensbeeld van Hobbes?
A
Vrijheid afgeven. Je krijgt er veiligheid voor terug
9
Q
Mensbeeld vanuit Rousseau
A
Mens is goed maar werd slecht doordat het ene mens veel bezit maar de ander niet. Regels voor algemene wil
10
Q
Wat gebeurd er met je vrijheid vanuit het mensbeeld vanuit Rousseau?
A
Vrijheid houden. Vertrouwen hebben in de mensheid
11
Q
Recht
A
Een verzamelnaam voor alle regels die er bestaan
12
Q
Welke verschillende (7) Rechten zijn er
A
Burgerlijk recht, Strafrecht, Internationaal recht, Staatsrecht, Bestuursrecht, Dwingend recht, Regelend recht
13
Q
Burgerlijk recht
A
Tussen burgers (Erfrecht)
14
Q
Strafrecht
A
OM/Samenleving vs de burger
15
Q
Internationaal recht
A
Wetgeving tussen landen (EU)
16
Q
Staatsrecht
A
Over het bestuur van een land.
17
Q
Bestuursrecht
A
Overheid ondersteund burger
18
Q
Dwingend recht
A
Wettelijke bepalingen die je niet kan afwijzen
19
Q
Regelend recht
A
Recht waarvan afgeweken kan worden
20
Q
Filosofie
A
Nadenken over grote levensvragen om kennis en wijsheid te vinden.
21
Q
Sociologie
A
Onderzoeken hoe mensen samenleven en hoe samenlevingen functioneren.
22
Q
Spanningsvelden in het sociaal werk
A
Tegenstrijdige krachten of dilemma’s waarmee sociaal werkers te maken hebben.
23
Q
Welke spanningsvelden in het sociaal werk zijn er
A
Eenheid, Individueel, Collectief, Autonoom, Maatschappelijke, speelbal, Betaald, Vrijwillig
24
Q
Medisch model
A
Iemand die ziek is opsluiten, niet meer in de samenleving
25
Ontwikkelingsmodel
Iemand kan zichzelf ontwikkelen. Trainen tot de persoon weer wat kan
26
Burgerschapsmodel
Bij de samenleving voegen met normale mensen
27
Interactioneel model
Relaties en emoties aan kunnen gaan/trainen tot dat kan
28
Nachtwakersstaat 1850-1900
De overheid deed weinig voor burgers, ziektes brachten de sociale kwestie en daardoor kwam de opkomst van sociale wetten.
29
Verzuiling 1880
Opdeling maatschappij op grond van geloof en/of maatschappelijke opvattingen
30
Ontzuiling
Mensen minder lid van religie/politieke overtuigingen/andere gedeelde waarden-groepen. Mens meer met elkaar omgaan/samenwerken (Ongeacht achtergrond)
31
Secularisering
Invloed van kerk neemt af; Individuele keuze geloof
(Geloof niet 100% weg)
32
Verzorgingsstaat 1945-2013
Overheid zorgt voor burgers. Wase duur, burgers leunen te veel
33
Participatiesamenleving 2013-heden
Meedoen, betaald werk,Verzekeringen zelf betalen
34
Paradigma
Manier van denken/kijken naar iets in een bepaalde tijd, ten aanzien van een bepaald onderwerp.
35
Paradigmashift
Grote verandering in manier waarop mensen iets begrijpen/aanpakken/behandelen. Van oude manier naar nieuwe manier van denken.
36
Ontwikkelingsparadigma (+ model + maatschappelijke houding?)
Ontwikkelingsmodel= Hoe kunnen we een beperkt iemand laten groeien/leren; Helpen vaardigheden ontwikkelen. Mens met mogelijkheden/Speciale voorzieningen in samenleving
Maatschappelijke houding= Normalisatie
36
Defectparadigma (+ model + maatschappelijke houding?)
Medisch model= Beperkt iemand> oplossen van medische problemen; niet terug samenleving.
Patiënt, Verzorgen/behandelen, Instituut.
Maatschappelijke houding= Segregatie
36
WGBO (Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst)
Geneeskundige: Zorgverleners in de zorg
Behandelings :Medische zorg die onder deze wet valt
Overeenkomst :Afspraken tussen zorgverlener en cliënt over de behandeling.
37
Burgerschapsparadigma (+ model + maatschappelijke houding?)
Burgerschapsmodel= Praktische manier van kijken hoe een beperkt iemand hun rol als burger vervullen. Hoe gaan zij actief deelnemen/bijdragen aan gemeenschap.
Mens in de gemeenschap
Maatschappelijke houding= Inclusie
38
Goed hulpverlener schap
Goed handelen/Goede communicatie. Cliënt staat centraal
Hulpverlener ondersteunt hun op manier die cliënt helpt doelen te bereiken/problemen op te lossen.
38
Normatieve professionaliteit
Als hulpverlener nadenken over wat goed is, rekening houdend met normen en waarden. Je volgt niet alleen regels maar maakt ook keuzes die belangrijk zijn voor cliënt/samenleving
39
Technisch-instrumentele professionaliteit
Kijken welke instrumenten/manieren je gaat gebruiken om te helpen.
40
Persoonlijke professionaliteit
Jezelf leren kennen; Wat zijn mijn triggers/Weten welke soort hulp/doelgroep jij aankan.
41
Beroepsgroep
Groep mensen die hetzelfde soort werk doen.
42
Beroepscode
Regels die door de beroepsgroep is opgesteld om te zorgen dat sociaal werkers goed en professioneel werken, met respect voor de normen en waarden van de beroepsgroep.
42
Tripelmandat
Manier om verschillende verantwoordelijkheden in balans te houden.
1. Je volgt de beroepscode regels
2. Werken volgens de regels van de overheid, die zorgen voor het welzijn van de samenleving/rechten van mensen.
3. Via gesprekken met cliënt te weten komen wat je mag/kan doen voor cliënt.
43
Beroepsregistratie
Het officieel inschrijven van professionals in een register om te bevestigen dat ze geschikt zijn om hun beroep uit te oefenen.
44
Mandaat
De manier waarop je een taak moet uitvoeren, volgens regels die in de beroepscode staan.
45
Maatschappelijke opdracht
Taak die je krijgt van de overheid/samenleving en gaat uitvoeren. Het is je eigen verantwoordelijkheid.
46
Tuchtrecht
Systeem dat zorgt dat professionals zich aan de regels houden en straffen toepast als dat niet gebeurt.
47
Tuchtcommissie (Bestaat uit)
1. Beroepsgenoten
2. Jurist
3. Ethicus
48
Tuchtcommissie
Zorgt ervoor dat sociaal werkers zich aan de regels houden. Als ze dat niet doen, kunnen ze gestraft worden, bijvoorbeeld door niet meer met bepaalde groepen te werken.
48
Professionele autonomie
Jij kan je werk goed; Ook kunnen zeggen als je iets moet doen wat je niet wilt.
49
Etisch dilemma
Waarde 1 en 2 tegen elkaar; Wat is nou het belangrijkste?
Moet ik schreeuwen/Wel vertellen? Of niet?
(Uitzondering op norm)
50
Rechtvaardigheid
Streven naar eerlijkheid en gelijke behandeling voor iedereen.
51
Autonomie (Kant)
Durf te denken (voor jezelf) Vrij mens; Eigen verantwoordelijkheid
52
Verschilprincipe (Rawls)
Verschil maken is alleen rechtvaardig als het in ten goede komt van de minst bedeelde.
53
Sluier van onwetendheid (Rawls)
Denken vanuit een situatie waarin je niet weet welke positie je hebt, zodat je regels bedenkt die eerlijk zijn voor iedereen.
Doel is bepalen wat rechtvaardig is zonder dat je je eigen belang meeneemt
53
Algemene en bijzondere rechtvaardigheid (Aristoteles)
Houden aan wetten
-Eng(e zin) = Wetten volgen die door de overheid zijn gemaakt, gebaseerd op mensenrechten.
>Ruim(e zin) = Het volgen van morele regels die niet altijd officieel in wetten staan, maar die belangrijk zijn voor wat goed en fout is.
54
10 Vermogensbenaderingen (Nussbaum)
Wanneer 1 vermogen niet oke is, heb je geen rechtvaardig leven.
1. Leven= Vermogen om normaal/lang leven te hebben
2. Lichamelijke Gezondheid= Toegang tot goede gezondheid
3. Lichamelijke Onschendbaarheid= Vrij van geweld/bewegingsvrijheid hebben.
4. Zintuigelijke Waarneming= verbeelding/zintuigen/onderwijs
5. Emoties= Gehecht raken aan mensen/dingen/liefde
6. Praktische Reden= Eigen visie ontwikkelen over het leven
7. Sociale Banden= Met andere leven/omgaan/respecteren
8. Overige Levende Wezens= In harmonie leven met dieren/planten/natuur.
9. Spel>=Lachen/spelen
10. Controle Eigen Omgeving= Politieke participatie/zeggenschap over bezittingen
55
Positieve gezondheid (Huber)
Gezondheid is niet alleen het afwezig zijn van ziekte, maar het vermogen om om te gaan met fysieke, emotionele en sociale uitdagingen, en zelf de regie te houden. Het is iets waar iedereen aan bijdraagt, niet alleen zorgprofessionals.
56
Categorisch imperatief (Kant)
Mensen behandelen waarbij je denkt 'Dit is een Universele wet'
57
Betekeniseconomie
Geld verdienen door maatschappelijke meerwaarde te creëren, niet meer door alleen maar winst.
57
Sociaal contract (Locke)
Mens is vrij en verantwoordelijk voor het beschermen van zijn eigen rechten en die van anderen.
58
WGBO (Afkorting)
Wet op de Geneeskundige Behandelingsovereenkomst
59
Recht op informatie (WGBO)
Cliënt heeft recht op duidelijke uitleg over zijn gezondheid en behandelingen zodat hij goed geïnformeerde keuzes kan maken
59
Recht op toestemming (WGBO)
Behandelingen mogen alleen worden uitgevoerd als de cliënt daarvoor toestemming heeft gegeven
60
Dossiervorming (WGBO)
Dossier alleen over cliënt, mag niet bij derden terecht komen.
60
Second opinion (WGBO)
Andere deskundige om een tweede mening te vragen over zijn situatie of behandeling
61
Recht op privacy (WGBO)
Cliënt heeft recht op bescherming van zijn persoonlijke gegevens. Hulpverleners hebben beroepsgeheim
62
Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (UVRM) 1948
Afspraak tussen landen van de Verenigde Naties over basisrechten voor iedereen
62
UVRM (Afkorting)
Universele Verklaring van de Rechten van de Mens
63
EVRM (Afkorting)
Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens
64
Europees Verdrag voor Rechten van de Mens (EVRM)
Afspraak tussen Europese landen.
Het zorgt ervoor dat mensen belangrijke rechten hebben, Rechten zoals: Recht op leven, recht op vrijheid en veiligheid en recht op privacy/gezinsleven.
65
Cultuurcompetent
Effectief om kunnen gaan met mensen uit verschillende culturen en deze begrijpen/respecteren.
65
Zelfbeschikkingsrecht (EVRM)
Onderdeel van EVRM. Mensen mogen zelf beslissen over hun leven/lichaam. Staat ook in grondrechten.
65
Recht op zelfbeschikking
Zelfbepaling over je leven en lichaam
66
Recht op zelfbehoud
Het recht om voor jezelf te zorgen en te overleven.
66
Diversiteit
De verschillen tussen mensen zoals: Afkomst, cultuur of geloof
67
Superdiversiteit
Een samenleving. Niet 1 hoofd cultuur, maar veel culturen en achtergronden die naast elkaar bestaan.
67
Identiteit
Wie je bent als persoon.
68
Culturele identiteit
Gevoel van verbondenheid met een bepaalde cultuur/groep, door gedeelde waarden/tradities/gewoonten
68
Socialisatie
Proces waarin je leert wat normaal/belangrijk is in jouw cultuur/samenleving
69
Sociaal-ecologisch model (Bronfenbrenner)
Je leven wordt beïnvloed door verschillende lagen van je omgeving, van je familie tot de bredere maatschappij.
70
Cultuur
De gedeelde waarden, normen, tradities, gewoonten, overtuigingen van een groep mensen
71
Individualistische cultuur (Kagicibasi)
Cultuur waarin persoonlijke vrijheid en zelfstandigheid belangrijk zijn
72
Collectivistische cultuur (Kagicibasi)
Cultuur waarin het belang van de groep voorop staat
73
Kruispuntdenken
Begrijpen dat een mens meerdere identiteiten heeft.
Meerdere invloeden spelen rol in hoe de persoon in elkaar zit.
Ondersteuning afstemmen op die verschillende identiteiten en verschillende kenmerken van een persoon
74
Symbolisch kapitaal
Het hebben van status, erkenning en waardering
74
Sociaal kapitaal
Relaties en netwerken die je hebt en jou kunnen helpen om dingen te bereiken
74
Cultureel kapitaal
Kennis/vaardigheden die je helpen om succesvol te zijn in de samenleving
75
Veld=
(habitus, kapitaal).
Sociaal systeem waarin mensen met elkaar omgaan
75
Habitus=
(kapitaal, veld).
Je manier van denken,voelen,doen, worden beïnvloed door je omgeving en opvoeding
76
Economisch kapitaal
Financiële middelen en je bezit
77
Kapitaal=
(veld, habitus).
Je middelen die je kunt inzetten in het veld
77
Normen
Regels die je moet volgen als sociaal werker
78
Waarden
Principes die belangrijk zijn
