kernbergrippen Flashcards

(120 cards)

1
Q

Wat is bivariate analyse?

A

Het onderzoeken van de relatie tussen twee variabelen

Bivariate analyse is een veelgebruikte techniek in statistiek en sociaal onderzoek.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Dependability (Betrouwbaarheid

A

de bevindingen betrouwbaar over tijd, in verschillende
situaties/condities? Zichtbaar door oa gebruik protocol, rapportage gegevensverzameling en
analyse, audit-trail

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Transferrability (Overdraagbaarheid):

A

Wordt er in voldoende detail over de context van het
onderzoek gerapporteert om af te kunnen lezen in hoeverre de inzichten uit deze specifieke context
overdraagbaar zijn naar een andere context/situatie. Zichtbaar in o.a. thick description, rapportage
demografische en contextuele kenmerken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Confirmability (Bevestigbaarheid/oprechtheid):

A

Reflexiviteit en positionaliteit bespreken en
meenemen in interpretatie onderzoek. Zichtbaar in o.a triangulatie (methodes, onderzoekers),
memberchecks (resultaten met respondenten bekijken), audit trails (rapporteren keuzes),
respondent validation

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Credibility (Geloofwaardigheid):

A

Vertrouwen in accurate data en interpretatie. Zichtbaar in o.a.,
verschaffen voldoende informatie beperkingen en alternatieven, triangulatie, memberscheck,
deviant cases, reflectie onderzoeker, lange aanwezigheid in onderzoek domein.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Authenticity (Authenticiteit)

A

Bredere politiek impact van het onderzoek. Bestaat uit vijf
subdomeinen waar onderzoeker op reflecteert: eerlijke representatie verschillende gezichtspunten
(fairness), beter begrip sociale wereld (ontological authenticity), belichting diverse perspectieven
(educative authenticity), actie-stimulerend (catalytic authenticity), bekrachtigen deelnemers
richting actie (tactical authenticity)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is longitudinaal design?

A

Een onderzoeksdesign waarbij gegevens van een steekproef op ten minste twee momenten in de tijd worden verzameld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Externe validiteit

A

Een beoordeling van de mate waarin de resultaten van een onderzoek
gegeneraliseerd kunnen worden naar groepen buiten de specifieke onderzoekscontext
waarin het onderzoek is uitgevoerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

cronbachs alpa

A

Interne betrouwbaarheid: Samenhang van verschillende items/vragen die allemaal
hetzelfde zouden moeten vangen/opleveren. Een bekende maat hiervoor is de cronbach’s
alpha, deze is idealiter > 0.7

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

cross-sectioneel design

A

Een onderzoeksdesign waarbij gegevens van een steekproef worden
verzameld op een enkel moment in de tijd waarbij associatie patronen/ relaties tussen twee of
meer variabelen (meestal veel meer dan twee) centraal staan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Verklarend sequentieel design:

A

Een mixed methods onderdoeksdesign waarbij eerst
kwantitatieve gegevens worden verzameld en vervolgens geanalyseerd. Op basis van deze
inzichten wordt vervolgens een kwalitatief vervolgonderzoek opgezet voorbouwend op de
kwantitatieve inzichten, bijvoorbeeld om kwantitatieve gegevens te begrijpen of verder uit te
diepen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Ecologische validiteit:

A

Een beoordeling van de mate waarin sociaal-wetenschappelijke
bevindingen relevant en toepasbaar zijn op de alledaagse, natuurlijke sociale omgeving van
mensen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Interne betrouwbaarheid en hoe gemeten

A

Samenhang van verschillende items/vragen die allemaal
hetzelfde zouden moeten vangen/opleveren. Een bekende maat hiervoor is de cronbach’s
alpha, deze is idealiter > 0.7

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Interne validiteit

A

De geldigheid van de gevolgtrekking die de onderzoeker maakt om op
basis van de verzamelde gegevens tot conclusies te komen. Vaak gaat dit mis bij conclusies
over causale verbanden tussen twee of meer variabelen. Subdimensies van interne validiteit
zijn samenhang/correlatie, tijdsvolgorde, en (spuriousness) de afwezigheid van een
schijnverband/vals verband

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Theoretische verzadiging

A

is het punt waarop concepten volledig zijn onderzocht
en er geen nieuwe theoretische inzichten meer worden gegenereerd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

(Stratiefied random sample) Gestratificeerde aselecte steekproef:

A

Een steekproef waarbij
eenheden willekeurig worden gekozen uit een populatie die in categorieën (strata) is verdeeld.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Theoretische steekproef:

A

Een term die vooral in de (grounded theory) geaarde theorie wordt
gebruikt om te verwijzen naar doelgerichte steekproeven die worden uitgevoerd waarin
theoretische overwegingen de selectie van cases en/of onderzoeksdeelnemers sturen.
Theoretische steekproeftrekking wordt verondersteld door te gaan tot een punt van theoretische
verzadiging.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Mixed method onderzoek:

A

Een term die wordt gebruikt om onderzoek te beschrijven dat zowel
kwantitatief als kwalitatief onderzoek combineert. Het kan ook onderzoek beschrijven dat alleen
kwantitatieve methoden of alleen kwalitatieve methoden combineert (een strategie die ook bekendstaat als multi-method onderzoek). Bij de verschillende vormen van mixed method onderzoek waarin
kwantitatief en kwalitatief onderzoek wordt gecombineerd wordt op basis van prioriteit en volgorde
bepaald hoe het design eruit ziet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Convergent design

A

Een mixed methods onderzoeksdesign waarbij kwantitatieve en
kwalitatieve gegevens gelijktijdig worden verzameld en de resulterende analyses worden
vergeleken en/of samengevoegd tot een geïntegreerde analyse. Dit design wordt meestal
geassocieerd met triangulatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Triangulatie

A

Het gebruik van meer dan één methode of gegevensbron in de studie van een sociaal
fenomeen, zodat de bevindingen kruiselings gecontroleerd kunnen worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

(Convenience) Gemakssteekproef:

A

Een steekproef die geselecteerd wordt omdat hij
beschikbaar is voor de onderzoeker.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

(Non-probability sample) Niet-waarschijnlijkheidssteekproef:

A

Een steekproef die niet geselecteerd
is met een willekeurige steekproefmethode. In wezen betekent dit dat sommige eenheden in de populatie
een grotere kans hebben om geselecteerd te worden dan andere. Voorbeelden zijn ‘convenience’,
doelgerichte, sneeuwbal-, maar ook theoretische steekproeven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat is kwantitatief onderzoek?

A

Onderzoek dat de nadruk legt op kwantificering bij het verzamelen en analyseren van gegevens

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

kwalitatief onderzoek

A

Onderzoek dat de nadruk legt op woorden in plaats van kwantificering bij het verzamelen en analyseren van gegevens

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Wat betekent causaliteit?
Een causaal verband tussen variabelen betekent dat een variatie in de ene variabele de variatie in een andere variabele veroorzaakt ## Footnote Dit concept is essentieel voor het begrijpen van oorzaak-gevolg relaties in onderzoek.
26
Wat is codering in kwantitatief onderzoek?
Codes zijn getallen die worden toegekend aan gegevens die niet numeriek zijn, waardoor statistische verwerking mogelijk is ## Footnote Bijvoorbeeld, 'helemaal mee eens' kan het cijfer 5 krijgen.
27
Wat is een coding frame?
Een lijst met codes die de onderzoeker gebruikt bij de analyse van gegevens ## Footnote Dit is cruciaal bij het coderen van open vragen.
28
Wat is een concept in de sociale wetenschappen?
Een label voor aspecten uit de sociale wereld waarmee observaties en ideeën georganiseerd worden ## Footnote In 'grounded theory' is een concept een belangrijke bouwsteen in de constructie van een theorie.
29
Wat zijn sensitieve concepten?
Concepten die als leidraad in onderzoek worden behandeld, maar waarvan de betekenis nog niet vastligt ## Footnote Dit staat in contrast met operationele definities.
30
Wat is een operationele definitie?
de preciece omschrijving van hoe je begrippen hebt gemeten ## Footnote Het helpt bij het verduidelijken van hoe een concept gemeten zal worden.
31
Wat zijn dimensies in sociaalwetenschappelijke theorieën?
De aspecten van een concept waarin verschillende individuen of gevallen kunnen verschillen ## Footnote Dimensies helpen bij het begrijpen van variaties binnen een concept.
32
Wat is discoursanalyse?
Discoursanalyse kijkt naar taal als sociaal handelen: Taal is niet neutraal, maar laat zien hoe mensen de wereld begrijpen, indelen en beïnvloeden. ## Footnote Dit type analyse is belangrijk voor het begrijpen van communicatie en betekenis.
33
Wat is epistemologie?
Wat is (geaccepteerde) kennis en hoe verkrijgen we die? ## Footnote Standpunten zoals positivisme en interpretivisme vallen onder epistemologische theorieën.
34
Wat is positivisme?
(natuur-wetenschappelijk) - Mens is harde wetenschap - Alleen empirische kennis telt ## Footnote Dit benadrukt objectiviteit en meetbaarheid in sociaal onderzoek.
35
Wat is interpretivisme?
Mens is geen (studie)object  Ze veranderen subjectieve werkelijkheid ## Footnote Dit benadrukt de context en de betekenis achter sociale interacties.
36
Wat is geaarde theorie?
Een iteratieve benadering van de analyse van kwalitatieve gegevens gericht op het genereren van theorie uit onderzoeksgegevens ## Footnote Dit maakt gebruik van een constante vergelijking tussen data en theorie.
37
Wat is een hypothese?
Een speculatie die (in de sociale wetenschappen) gebaseerd is op bestaande onderzoeksliteratuur. ## Footnote Hypotheses worden opgesteld om getoetst te worden in onderzoek.
38
Wat is inferentiële statistiek?
is het deel van de statistiek waarmee je op basis van een steekproef uitspraken doet over een grotere populatie. ## Footnote Dit is cruciaal voor het generaliseren van onderzoeksresultaten.
39
Wat is statistische significantie?
Een maatstaaf die aangeeft hoe zeker de onderzoeker kan zijn dat de resultaten generaliseerbaar zijn naar de populatie ## Footnote De p-waarde is een veelgebruikte maat voor statistische significantie.
40
Wat is intersectionaliteit?
Het idee dat ieder persoon meerdere posities binnen verschillende sociale categorieën inneemt ## Footnote Dit beïnvloedt de ervaring van de sociale wereld.
41
Wat is een gestructureerd interview?
Een interview waarbij aan alle respondenten exact dezelfde vragen in dezelfde volgorde worden gesteld ## Footnote Dit type interview zorgt voor consistentie in de verzameling van antwoorden.
42
Wat zijn de risico’s van een niet-willekeurige steekproef bij onderzoek in de zorg?
De steekproef kan scheef zijn, bijvoorbeeld doordat vooral mensen met interesse in diversiteit meedoen. Dit kan leiden tot vertekening van de resultaten en beperkt de generaliseerbaarheid.
43
Wat is een semi-gestructureerd interview?
Een interviewtype waarbij de interviewer enige flexibiliteit heeft in de volgorde van de vragen ## Footnote Dit maakt het mogelijk om dieper in te gaan op belangrijke antwoorden.
44
Wat is een interview guide?
Een lijst met onderwerpen of vragen die aan bod moeten komen bij interviews ## Footnote Dit helpt de onderzoeker om gefocust te blijven tijdens het interview.
45
. Wat zou het voordeel zijn van een verklarend sequentieel ontwerp in plaats van het huidige?
Dan hadden we eerst de survey gedaan en daarna interviews afgenomen om opvallende uitkomsten uit de survey verder te verklaren. Dat had verdieping kunnen geven.
46
Waarom hebben jullie ervaren culturele diversiteit gemeten met slechts één vraag?
Er is gekozen voor een subjectieve meting van culturele diversiteit omdat dit moeilijk objectief vast te stellen is. Het begrip is complex en omvat aspecten zoals etniciteit, taal en religie (Körner et al., 2023). Door te focussen op de ervaring van teamleden sluit dit aan bij onderzoek dat laat zien dat waargenomen verschillen invloed hebben op groepsprocessen (Van Der Zee et al., 2004).
47
Wat zijn de beperkingen van een ordinale schaal bij het meten van diversiteit?
Je weet wel de volgorde (bijv. weinig tot veel divers), maar niet hoe groot de afstand tussen de antwoordcategorieën is. Dat maakt de analyse beperkter.
48
Waarom zijn de resultaten van jullie survey niet generaliseerbaar?
Omdat we een gemakssteekproef gebruikten via ons netwerk. Daardoor zijn sommige groepen over- of ondervertegenwoordigd.
49
Waarom is het belangrijk om stil te staan bij je eigen positionaliteit in kwalitatief onderzoek?
Omdat je achtergrond invloed kan hebben op hoe je data verzamelt en interpreteert. Door dat bewust te benoemen, vergroot je de transparantie.
50
Hoe draagt het gebruik van letterlijke citaten bij aan de authenticiteit van jullie resultaten?
Het laat echt de stem van de deelnemers horen en zorgt dat je hun perspectief niet vervormt. Dat vergroot de geloofwaardigheid en authenticiteit.
51
Wat is een Likertschaal?
Een indeling voor het stellen van houdingsvragen waarbij respondenten de mate van instemming aangeven ## Footnote Dit meet de intensiteit van gevoelens of meningen.
52
Wat zijn kwaliteitscriteria voor kwalitatief onderzoek?
* Dependability (Betrouwbaarheid) * Transferability (Overdraagbaarheid) * Confirmability (oprechtheid) * Credibility (Geloofwaardigheid) ## Footnote Deze criteria helpen bij het beoordelen van de kwaliteit van kwalitatief onderzoek.
53
Wat zijn kwaliteitscriteria voor kwantitatief onderzoek?
* Betrouwbaarheid * Validiteit ## Footnote Deze criteria zijn essentieel voor de evaluatie van kwantitatieve studies.
54
Wat is een maat van centrale neiging?
is een getal dat een samenvatting geeft van een verdeling, door aan te geven wat het “midden” of het “typische” is in een reeks gegevens ## Footnote Dit helpt bij het begrijpen van de centrale tendensen binnen data.
55
Wat is een rekenkundig gemiddelde?
De totale som van een reeks waarden gedeeld door het aantal waarden ## Footnote Dit is wat we in alledaagse termen het 'gemiddelde' noemen.
56
Wat is de mediaan?
Het middelpunt in een verdeling van waarden ## Footnote Dit is de waarde die de dataset in twee gelijke delen splitst.
57
Wat is de modus?
De meest voorkomende waarde in een verdeling van waarden ## Footnote Dit geeft inzicht in de frequentie van waarden binnen de dataset.
58
Wat is meetvaliditeit?
De mate waarin een meting van een concept dat concept echt weerspiegelt ## Footnote Dit is cruciaal voor de nauwkeurigheid van onderzoeksresultaten.
59
Wat is constructvaliditeit?
Constructvaliditeit betekent dat je meting past bij de theorie en het concept dat je wilt meten, dus past je meting wij wat de theorie zegt.
60
Wat is convergente validiteit?
Je kijkt of je meting klopt door hem te vergelijken met een andere al bestaande meting van hetzelfde concept ## Footnote Dit helpt bij het bevestigen van de nauwkeurigheid van de meting.
61
Wat is criteriumvaliditeit?
criteriumvaliditeit kijkt of je test resultaten geeft die passen bij andere, erkende manieren van meten. ## Footnote Dit omvat zowel concurrente als voorspellende validiteit.
62
Wat is face validity?
Een beoordeling van hoe goed een meting de inhoud van het concept weerspiegelt ## Footnote Dit is een eerste indicatie van de validiteit van een meting.
63
Wat is mixed method onderzoek?
Onderzoek dat zowel kwantitatieve als kwalitatieve methoden combineert ## Footnote Dit kan ook multi-method onderzoek omvatten.
64
Wat is convergent design?
Een mixed methods onderzoeksdesign waarbij kwantitatieve en kwalitatieve gegevens gelijktijdig worden verzameld ## Footnote Dit wordt vaak geassocieerd met triangulatie.
65
Wat is verkennend sequentieel design?
Een mixed methods onderzoeksdesign waarbij eerst kwalitatieve gegevens worden verzameld en vervolgens kwantitatieve vervolgonderzoeken worden opgezet ## Footnote Dit is nuttig voor het ontwikkelen van nieuwe instrumenten.
66
Wat is quasi-experiment?
Een onderzoeksdesign dat alternatieve causale verklaringen probeert uit te sluiten maar niet aan de volledige kenmerken van een experiment voldoet ## Footnote Dit heeft vaak lagere interne validiteit dan een volledig experiment.
67
Wat is normaalverdeling?
Een normaalverdeling is een symmetrische, klokvormige verdeling van data waarbij de meeste waarden rond het gemiddelde liggen, en extreme waarden steeds minder vaak voorkomen. ## Footnote Dit wordt vaak weergegeven in een klokvormige grafiek.
68
Wat is onderzoeksdesign?
Een structuur waarbinnen een onderzoeker gegevens verzamelt en analyseert ## Footnote Dit beïnvloedt de keuzes over causaliteit en generalisatie.
69
Wat is een casestudie?
Een onderzoeksdesign waarbij een enkele casus gedetailleerd en intensief wordt geanalyseerd ## Footnote Dit kan ook betrekking hebben op meerdere cases voor vergelijkende doeleinden.
70
Wat is een experiment?
Een onderzoeksdesign dat alternatieve causale verklaringen uitsluit door gebruik te maken van een experimentele groep en een controlegroep ## Footnote Dit heeft hoge interne validiteit.
71
Wat is een niet-waarschijnlijkheidssteekproef?
Een steekproef die niet met een willekeurige steekproefmethode is geselecteerd ## Footnote Dit kan leiden tot een vertekening van de resultaten.
72
Wat is een gemakssteekproef?
Een steekproef die geselecteerd wordt omdat hij beschikbaar is voor de onderzoeker ## Footnote Dit is een veelgebruikte, maar soms beperkte methode.
73
Wat is een doelgerichte steekproef?
Een steekproef waarbij de onderzoeker strategisch relevante cases of deelnemers selecteert ## Footnote Dit helpt om de onderzoeksvragen te beantwoorden.
74
Wat is een experimentele groep?
Een groep die wordt blootgesteld aan een behandeling
75
Wat is een controlegroep?
Een groep die niet wordt blootgesteld aan de behandeling
76
Wat is een quasi-experiment?
Een onderzoeksdesign dat alternatieve causale verklaringen probeert uit te sluiten maar niet aan de volledige kenmerken van een experiment voldoet
77
Wat is een onderzoeksvraag?
Een expliciete verklaring, in de vorm van een vraag, over wat een onderzoeker van plan is te weten te komen
78
Wat is ontologie in de sociale wetenschappen?
zijnsleer/ werkelijkheidsleer → wat bestaat er?
79
Wat is objectivisme?
Een ontologische positie die stelt Bestaat 1 sociale werkelijkheid - Welke plaats en tijd waar je onderzoek doet heeft geen invloed  In NL is iets hetzelfde als waar dan ook.
80
Wat is constructionisme?
Een ontologische positie die stelt Sociaal fenomeen is afhankelijk, wordt geconstrueerd, is steeds in beweging en verandert voortdurend. - Categorieën die mensen gebruiken om de wereld te gebruiken zijn sociale producten.
81
Wat is operationalisatie?
Handelingen waarmee een concept wordt gemeten
82
Wat is een waarschijnlijkheidssteekproef?
Een steekproef die willekeurig is geselecteerd en waarbij elke eenheid in de populatie een gelijke kans heeft om geselecteerd te worden
83
Wat is een clustersteekproef?
Een steekproefprocedure waarbij de onderzoeker eerst een steekproef trekt (clusters) en vervolgens eenheden uit de clusters trekt
84
Wat is een enkelvoudige aselecte steekproef?
Een steekproef waarbij elke eenheid volledig toevallig is geselecteerd
85
Wat is een systematische steekproef?
Je kiest willekeurig een starpunt en kiest vervolgens door intervallen uit.
86
Wat is een gestratificeerde aselecte steekproef?
Een steekproef waarbij eenheden willekeurig worden gekozen uit een populatie die in categorieën is verdeeld
87
Wat is abductief redeneren?
Een vorm van redeneren met sterke banden met inductie 🔹 Je doet een waarneming die niet past bij wat je verwachtte 🔹 Je zoekt de meest logische verklaring 🔹 Je bouwt of past je theorie aan
88
Wat is inductief redeneren?
Je begint met waarnemingen of onderzoek en bouwt op basis daarvan een theorie.
89
Wat is deductief redeneren?
Je begint met een theorie of hypothese en test die met data.
90
91
Wat is reflectiviteit in onderzoeksmethodologie?
Reflectie onder onderzoekers over de implicaties van hun methoden, waarden, vooroordelen, en beslissingen
92
Wat vertegenwoordigt een relatie in statistische analyse?
Een verband tussen twee variabelen
93
Wat is een negatieve relatie?
Een relatie waarbij als de ene variabele toeneemt, de andere afneemt
94
Wat is een positieve relatie?
Een relatie waarbij wanneer de ene variabele toeneemt, de andere ook toeneemt
95
Wat is een valse relatie?
Een relatie die onjuist is omdat deze wordt veroorzaakt door de invloed van een derde variabele
96
Wat is correlatie?
Een analyse van relaties tussen variabelen die de sterkte en richting van de relatie probeert te beoordelen
97
Wat is steekproefbias?
Een vertekening in de representativiteit van een steekproef
98
Wat is steekproeffout?
Verschillen tussen een willekeurige steekproef en de populatie waaruit deze is geselecteerd
99
Wat is een theorie?
Een groep ideeën die tot doel heeft iets te verklaren
100
Wat is transcriberen?
Het uitschrijven van een tekstuele versie van een opgenomen interview of focusgroepsessie
101
Wat is univariate analyse?
De analyse van één variabele tegelijk
102
Wat is een afhankelijke variabele?
Een variabele die beïnvloed wordt door een andere variabele
103
Wat is een onafhankelijke variabele?
Een variabele die een invloed heeft op een andere variabele
104
Wat is een dichotome variabele?
Een variabele met slechts twee categorieën
105
Wat is een nominale variabele?
Een variabele die categorieën bevat die niet gerangschikt kunnen worden
106
Wat is een ordinale variabele?
Een variabele waarvan de categorieën kunnen worden gerangschikt
107
Wat is een ratiovariabele?
Een intervalvariabele met een echt nulpunt
108
Wat is een intervalvariabele?
Een variabele waarbij de afstanden tussen de categorieën gelijk zijn geen nulpunt
109
Wat is een verstorende variabele?
Een variabele die gerelateerd is aan twee andere variabelen op een manier die een schijnverband creëert
110
Wat is een zelfingevulde vragenlijst?
Een vragenlijst die de respondent beantwoordt zonder hulp van een interviewer
111
waarom is voor annova gekozen
ANOVA gebruik je om te testen of er een statistisch significant verschil is tussen de gemiddelden van drie of meer groepen.
112
wat betekent het als er geen significant verschil is? en wanneer is er een significant verschil?
Als er geen significant verschil is, betekent dat het gevonden verschil tussen groepen in jouw onderzoek zo klein is, dat het ook door toeval kan zijn ontstaan. als het onder de 0.5 is
113
wat zijn de streepjes in grafiek
foutmarge 95% betrouwbaarheidsinterval. In dit geval betekent het: er is 95% kans dat het echte gemiddelde binnen dat streepje (interval) ligt.
114
wie stelde subsectoren?
centraal bureau statistiek
115
Hoe kan er gebruik worden gemaakt van twee subschalen?
De twee subschalen vertoonde een sterke samenhang, met een correlatie van r = .75 wat wijst op een goede interne consistentie en ondersteunt de interne betrouwbaarheid. De
116
fairness
authenticiteit: eerlijke representatie verschillende gezichtspunten
117
(ontological authenticity
authenticiteit: beter begrip sociale wereld
118
(educative authenticity),
belichting diverse perspectieven
119
(catalytic authenticity),
actie-stimulerend
120
(tactical authenticity).
bekrachtigen deelnemers richting actie