Klinisch Redeneren Flashcards

1
Q

Organisatie vd GGZ

A

POH-GGZ, basis GGZ, specialistische GGZ

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Pathalogische angst

A

Niet bedreigende situatie waar angst naar boven komt: het zien van een kleine spin

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Anticipatie angst/ vermijdingsangst

A

als iemand een kamer of ruimte ontwijkt doordat hij/zij daar een spin zouden kunnen aantreffen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Specifieke fobie

A

Is voor een bepaald iets zoals dieren/ruimtes/tunnels/braken/hoogtevrees

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Angststoornis

A

Je heel erg zorgen maken over iets zonder aanleiding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

2 vormen van angst

A
1 fear (direct gevaar)
2 anxiety (onzeker gevaar)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Sociale angststoornis

A

Bang voor de reactie van andere, onzeker, zwaar opmaken, sociaal isolement

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Gegeneraliseerde angststoornis

A

Overmatige bezorgheid, bang dat er iets ergs gaat gebeuren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Exposure therapy

A

De angst opzoeken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Obsessief- compulsieve en verwante stoornissen

A

Dwangstoornis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

ASS (acute stress stoornis)

A

Reactie op traumatische stress dir optreedt in de maand na traumatische gebeurtenis (min 2 dagen max 4 weken duurt)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

PTSS

A

Als ASS aan blijft houden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Agora fobie

A

Het ontwijken van een plek omdat je er wel eens een paniekaanval hebt gehad

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

OCS

A

Angst voor moord of ontploffing

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

GAS

A

Angst voor het dagelijks leven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Paniekstoornis

A

Angst voor de dood

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

VPK proces

A
Anamnese
Diagnose
Planing doel&resultaten
Planning interventie
Uitvoering
Evaluatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Klinisch redeneer proces

A
Risicoinschatting
Vroegsignalering
Probleemherkenning
Resultaat bepaling
Interventies
Monitoring

RVPRIM

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

LDA STRUCTUUR

A

Voor het uitwerken van een interventie

Label
Definitie
Activiteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Angsthierarchie

A

Oefening gericht op het in kaart brengen van angstige situatie, stapsgewijs 10 situaties noteren die variëren in de mate van angst die ze oproepen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Depressieve stoornis

A

Stemmingsstoornis, anhedonie, 2 weken of langer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Oorzaak depressieve stoornis

A

Individuele kwetsbaarheid
Omgevingsfactoren
Levensgebeurtenissen
Organische factor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Behandeling depressie

A
CBT
Farmacotherapie 
Psychosociale interventies (dagstructuur)
Interpersoonlijke therapie
ECT
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Slapeloosheid

A

Bij 20/40% van mensen met een psychiatrische stoornis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Behandeling slapeloosheid

A
Psychoeducatie
Gezonde levensstijl advies
CBT
Ontspanningsoefeningen
Medicatie (als andere behandelingen niet werken)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Beste tijd om te sporten

A

17:00

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Melatonine afgifte

A

21:00

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Diepste slaap

A

2:00

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Melatonin afgifte stopt

A

7:30

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Heel alert

A

10:00

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Suïcidaal gedrag als iemand

A

Gedachten heeft erover
Intentie heeft het te doen
Bezig is met voorbereiden
Een poging doet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

CASE interview

A

Methode om dieper in te gaan op suïcidaal gedrag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Manische episode

A

1 week of langer minstens 3 symptomen uit de lijst van 9 waarvan 1 moet zijn: abnormaal positieve stemming
Irriteerbare stemming

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Hypomanie

A

Lager dan normale manie, 4 dagen ipv week

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Bipolair 1

A

Manie en depressief

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

Bipolair 2

A

Hypomaan en depressief

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

Rapid cycling

A

Episodes die elkaar snel opvolgen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

Bipolaire stoornis behandeling

A

Antidepressiva
Antipsychotica
Stimuleren gezonde gedachten en rust
ECT

Gestructureerd leven heel belangrijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

Fasen van herstel in de psychiatrie

A
  1. Overmand door de aandoening
  2. Worstelen met de aandoening
  3. Leven met de aandoening
  4. Leven voorbij de aandoening
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

Klinisch herstel

A

Ervaren van verbeteren van symptomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

Existentieel herstel

A

Gevoel van hoop en geestelijk welzijn

42
Q

Functioneel herstel

A

Behouden van maatschappelijke rollen

43
Q

Lichamelijk herstel

A

Nastreven van betere gezondheid en levensstijl

44
Q

Sociaal herstel

A

Ervaren van betere en zinvolle relaties

45
Q

EPA

A

Ernstig psychiatrische aandoening: psychiatrische stoornis + middelen misbruik + verslaving

46
Q

Psychose

A

Het contact met de realiteit gedeeltelijk of bijna helemaal verliezen

47
Q

Schizofrenie

A

Psychose op zichzel dus niet samen met een psychische stoornis

48
Q

Wanen:

Referentie

A

Denken dat een boodschap doelgericht is voor jou

49
Q

Wanen:

Paranoide

A

Iets wil jou benadelen of beschadigen

50
Q

Wanen:

Controle

A

Lichaam kan overgenomen worden

51
Q

Wanen:

Grandioze

A

Denken dat ze iets groots zijn

52
Q

Wanen:

Erotonamie

A

Geloven dat mensen enorm tot je aangetrokken zijn

53
Q

Wanen:

Somatische/ parasitair

A

Er is iets lichamelijks mis/ parasiet eet je op

54
Q

Hallucinaties:

Gustotoir

A

Proeven

55
Q

Hallucinaties:

Olfactoir

A

Ruiken

56
Q

Psychose waar gaat het mis

A

Basale ganglia, verstoring dopamine systeem

57
Q

FACT TEAM

A

Team van heel veel verschillende hulpverleners die samen werken bij iemand met een ernstig psychiatrische aandoeningen, dit gebeurt in de omgeving van de client zelf want thuis herstel je het beste

58
Q

Hetero anamnese

A

Informatie via vrienden en familie vd client

59
Q

ICF MODEL

A

Ziekte in kaart brengen samen met het leven vd client

60
Q

Zorgmachtiging

A

Door de rechter

61
Q

Crisismaatregel

A

Door de burgemeester (3 dagen geldig)

62
Q

Wet verplichte zorg

A

Patienten en familieleden krijgen meer inspraak over hoe de zorg eruit gaat zien

63
Q

HIC

A

High intensive care, laatste redmiddel, gesloten setting

64
Q

Interventies HIC

A
5 minuten methodiek
Conflicthantering 
Crisissignalering
Geen kantoren
Een op een begeleiding
Comfort room
65
Q

Big wet

A

Wat jij als verpleegkundige allemaal mag doen

66
Q

Prikacident

A

Komt bloed van ene persoon via injectienaald in andere persoon

Goed laten doorbloeden, spoelen, desinfecteren

67
Q

Aspireren

A

Het terugtrekken van de spuit om te kijken of je niet in een bloedvat zit

68
Q

Compilatie subcutaan

A

Hematoon, alergische reactie, infectie, flauw vallen

69
Q

Complicatie intramusculair

A

Hematoon, pijn, aanprikken bloedvat, aanprikken grote been zenuw

70
Q

Metabool syndroom

A

Bloedruk 140/90
Dyslipidemie (stofwisseling vetten)
Voor stadium diabetes

71
Q

Behandeling metabool syndroom

A

Leefstijl advies

Wijziging anti psychotische medicatie

72
Q

Persoonlijkheidsstoornis 3 clusters

A

Excentriek, dramatisch, angstig

73
Q

Behandeling persoonlijkheidsstoornis

A

MBT, DGT, schemagerichte therapie, collaborative care

74
Q

IHT

A

Intensive home treatment, in crisis

75
Q

Verdovende drugs

A

Heroinde, ghb, alcohol

76
Q

Stimulerende drugs

A

Cocaïne, speed, xtc, ghb

77
Q

Bewustzijn veranderd drugs

A

Hasj, lsd, xtc, paddo’s, ketamine, wiet

78
Q

Craving

A

Sterk verlangen om een drugs te gebruiken

79
Q

Remoralisatie

A

Verbeteren subjectief wel bevinden

80
Q

Rehabilitatie

A

Verbeteren functioneren

81
Q

Detoxificatie

A

Volledig herstellen

82
Q

CRA

A

Ontwikkelen van een andere leefstijl die meer belonend is dan middelen gebruik

83
Q

En gegeneraliseerde angststoornis wordt gekenmerkt door:

A

Excessieve angst en bezorgdheid

84
Q

Intracutaan injectie

A

Bovenste laag vd huid

85
Q

Witte stof

A

Myelyne omheen, axonen, uitlopers zenuwcellen

86
Q

FPOT

A

Frontaal
Parietaal
Occipital
Temporal

87
Q

K Na pomp

A

3 na cel uit

2 k cel in

88
Q

Axon

A

Output

89
Q

Dendriet

A

Input

90
Q

Parasympatisch

A

Automatisch, remmend

91
Q

Vegatatieve zenuwstelsel

A

Onwillekeurig, automatisch

92
Q

Zenuwweefsel bestaat uit

A

Neuronen

Gliacellen

93
Q

Perifeer zenuwstelsel bestaat uit

A

Hersenzenuwen

Ruggenmerg zenuwen

94
Q

Perifeer zenuwstelsel word verdeeld in

A

Sensorisch

Motorisch

95
Q

Basale ganglia

A

Onderdeel limbisch systeem, fine tunen grove motoriek

96
Q

Corpus mamilare

A

Onderdeel limbisch systeem, kern hypothalamus, ruik en eet reflexen

97
Q

Hippocampus

A

Onderdeel limbisch systeem, nieuwe herinneringen en lange termijn geheugen

98
Q

Pre frontale cortex

A

Onderdeel limbisch systeem, beoordelingsvermogen, impuls gedrag, taal..

99
Q

Anti depressiva werking synapsspleet

A

Blokkeert de heropname van serotonine noradrenaline waardoor het langer werkzaam blijft in de synaps spleet en dus een sterkere werking heeft

100
Q

Benzodiazepines werking synapsniveau

A

Het effect van GABA word versterkt waardoor er een sterker remmend effect is

101
Q

Antipsychotica werking synapsniveau

A

Blokkeert de werking van dopamine

102
Q

Slaapdeprivatie

A

Het wakker houden, behandeling depressie