kolejne Flashcards
(36 cards)
1
Q
these days, now, present
A
tegenwoordig
2
Q
education
A
opkeiding
3
Q
last, trwać
A
duren
4
Q
travel
A
reizen
5
Q
earlier, prevvously
A
vroeger
6
Q
zoo
A
dierentuin
7
Q
monkey
A
aap
8
Q
list
A
lijst
9
Q
box
A
doos
10
Q
choose
A
uitkiezen
11
Q
cherry
A
kers
12
Q
weigh, ważyć
A
weigen
13
Q
heavy
A
zwaar
14
Q
freezer
A
diepvries
15
Q
fridge
A
koelkast
16
Q
on the side
A
ernaast
17
Q
cost
A
kosten
18
Q
treats
A
lekkers
19
Q
angry
A
boos
20
Q
shipping
A
verzending
21
Q
searching, looking for
A
opzoeken
22
Q
conversation, talk
A
gesprek
23
Q
far, go to far
A
ver, te ver gaan
24
Q
approximately
A
ongeveer
25
to walk
wandelen
26
street crossing
zebrapad
27
safe
veilig
28
till
tot
29
opposide side
overkant
30
would rather
i would rather stay at the party
liever
Ik blijf liever op het feetsje
31
leaving, taking off, departure
vertreken
32
from
vanaf
33
easy
gemakkelijk
34
several
een aantal
35
corner
hoek
36
acroos, as opposite to
tegenover
