kosmografie Flashcards

(37 cards)

1
Q

Uitspansel

A

sterrenhemel, de hemel die men ziet als men omhoog kijkt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Circumpolaire sterrenbeelden

A

sterrenbeelden die rond de hemelpolen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

dierenriem

A

bestaat uit 12 sterrenbeelden die vanaf aarde gezien in de baan van de zon lijkt te staan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

orion

A

meest opvallende sterrenbeeld aan de sterrenhemel gedurende de winter

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

astronomie

A

wetenschappelijke sterrenkunde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

astrologie

A

maakt gebruik van sterrenbeelden en planeetstanden om de toekomst van mensen te verzinnen. selffulfilling prophecy.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

planeten

A

lijken te bewegen ten opzichte van de sterren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

planetoïden

A

dit zijn alle objecten tussen de banen van Mars en Jupiter. Asteroïden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

kometen

A

objecten die door de aantrekkingskracht van de zon deze naderen en dan door de sublimatie licht afgeven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

kuipergordel

A

de zone voorbij de baan van Neptunus waar zich kleine objecten bevinden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

oortwolk

A

de verzameling van alle objecten aan de rand van ons zonnestelsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

manen

A

alle objecten die zich in banen rond de planeten bevinden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

meteoren

A

stofdeeltjes afkomstig van kometen die neerstorten en daarbij een lichtflits afgeven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

meteorieten

A

objecten uit de ruimte die neerstorten op een planeet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

eclipticavlak

A

banen liggen min of meer op 1 vlak

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

protoplanetaire

A

dezelfde richting om de zon is het gevolg van de draaibeweging van dit, waaruit het zonnestelsel ontstond.

17
Q

perkenwet

A

tweede wet, planeet beweegt sneller bewegen in de buurt van haar perihelium dan in de buurt van haar aphelium.

17
Q

perihelium

A

dichts bij de zon, winter

17
Q

aphelium

A

verst van de zon, zomer

18
Q

harmonische wet

A

derde wet, hemellichaam dat 4 keer verder is van de zon zal 8 keer langer erover doen om 1 omloop te voltooien.

19
Q

oppositielus

A

de lus die de planeet zo aan de hemel beschrijft

20
Q

elongatie

A

het verschil in ecliptische lengte tussen de planeet en zon

21
Q

binnenplaneten

A

dichter bij de zon dan de aarde

22
Q

buitenplaneten

A

verder van de zon dan de aarde

23
oppositie
de stand corresponderend met een elongatie van 180°
24
kwadratuurstanden
elongatie van 90°
25
orionarmen
het deel van de melkweg waarin wij ons bevinden samen met zo goed als alle met het blote oog waarneembare sterren
26
sterrenstelsel
een grote verzameling sterren die bijeengehouden worden door de zwaartekracht
27
zwarte gat
een hemellichaam dat men niet kan waarnemen
28
clusters
Galaxieën die redelijk dicht bij elkaar staan.
29
andromedanevel
een groot sterrenstelsel in de lokale groep
30
superclusters
clusters en groepen samen
31
filamenten
dradige structuren waarin clusters en sterrenstelsels zich bevinden.
32
ruimtebellen
ruimtes waar vrijwel niks te vinden valt
33
astronomische eenheid (AE)
afstandsmaat die gelijk is aan de gemiddelde afstand tussen de aarde en de zon, 150 miljoen km
34
lichtjaar (lj)
de afstand die licht en vacuüm aflegt in een periode van 1 jaar
35
Parsec
afstand die men vanaf de zon de ruimte moet ingaan, om de gemiddelde afstand aarde-zon onder een hoek van 1 boogseconde te zien, 3,26 lichtjaar.