Kunstbeschouwen Flashcards
(8 cards)
1
Q
Voorstelling
A
Wat erin het werk te zien is.
2
Q
Vormgeving
A
Hoe het werk afgebeeld is. Het gaat dan om een beschrijving van de beeldende middelen.
3
Q
beeldaspect
A
Een onderdeel van de vormgeving: compositie, ruimte, kleur, licht, vorm, lijn en textuur.
4
Q
Functie
A
Reden/doel waarom het werk gemaakt is.
5
Q
Inhoud
A
Dat wat het werk wil overdragen.
6
Q
Materiaal
A
De middelen die zijn gebruikt om een werk te maken, zoals verf, krijt, potlood, stiften en klei.
7
Q
Gereedschap
A
De middelen die zijn gebruikt om het materiaal aan te brengen, zoals een penseel, kroontjespen en liniaal.
8
Q
Techniek
A
de manier waarop het werk gemaakt is.