L4 - celdeling Flashcards

(22 cards)

1
Q

Mitose

A

Deling van een celkern in twee identieke dochtercellen vb. Groei van weefsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Meiose

A

Celdeling waarbij gameten worden geproduceerd met de helft van het chromosomenaantal (=vorming van eicellen & spermacellen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Celcyclus

A

De volledige levenscyclus van een cel, van deling tot deling.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Dwarsdeling

A

Voortplanting bij prokaryoten waarbij een cel zich in tweeën splitst (= snel en ongeslachtelijk) vb. vermenigvuldigen van bacteriën

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Cytokinese

A

Fase van de celcylus met splitsen van het cytoplasma na kerndeling.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Interfase

A

Fase van de celcyclus waarin groei en replicatie plaatsvinden, voorafgaand aan mitose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Kerndeling

A

Verdeling van genetisch materiaal tussen dochterkernen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Reductiedeling

A

Synoniem voor meiose, waarbij het aantal chromosomen wordt gehalveerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Crossing-over

A

Uitwisseling van genetisch materiaal tussen homologe chromosomen tijdens profase I van de meiose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Genetische diversiteit

A

Variatie in het genetisch materiaal binnen een populatie vb. Variatie in oogkleur, variatie in vachtkleur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Recombinatie

A

Herverdeling van genetisch materiaal bij meiose of door genetische technieken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Zygote

A

Bevruchte eicel, een diploïde cel ontstaan door fusie van twee gameten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Potentie van cellen

A

Het vermogen van stamcellen om zich te differentiëren tot verschillende celtypen (totipotent, pluripotent, multipotent, unipotent)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Gewone celcyclus

A

Cyclische reeks processen bij celdeling en groei in somatische cellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Multipotente stamcellen

A

Stamcellen die zich kunnen ontwikkelen tot een beperkt aantal celtypes vb. Hematopoëtische stamcellen vormen bloedcellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Totipotente stamcellen

A

Cellen die alle celtypes kunnen vormen, inclusief extra-embryonaal weefsel zoals de placenta vb. Zygote en vroege embryonale cellen

17
Q

Pluripotente stamcellen

A

Stamcellen die zich kunnen ontwikkelen tot bijna alle celtypes, maar geen extra-embryonaal weefsel

18
Q

Spoelfiguur

A

Structuur van microtubuli die chromosomen scheidt tijdens celdeling (specifiek tijdens anafase)

19
Q

Profase

A

Eerste fase van mitose of meiose waarin chromosomen condenseren ter voorbereiding voor vorming van spoelfiguur

20
Q

Metafase

A

Fase waarin chromosomen zich opstellen in het midden van de cel.

21
Q

Anafase

A

Fase waarin chromatiden of homologe chromosomen naar tegenovergestelde polen bewegen

22
Q

Telofase

A

Laatste fase van celdeling waarbij kernmembranen zich vormen rond chromosomen