laat maar zien hfd 8

Question 1

ruimte innemen

Answer 1

een beeld van een hoofd
het is een materiaal (steen) waar een hoofd van wordt gemaakt.
bijv. boetseerwerkstukken (klei, papier-maché)

Question 1

ruimte doorsteken

Answer 1

een ruimtelijk lijnenspel.

bijv. constructief werk met takken, hout, textiel, saté prikkers en papierstroken.

Question 2

ruimte op het platte vlak

Answer 2

lichtval, standpunt en horizon, plaats in het grondvlak, overlapping, grootteverschil, kleur en textuur

Question 3

Overlapping

Answer 3

Plaatsing van onderdelen voor en achter elkaar zodat stukken onzichtbaar worden

Question 4

Afsnijding

Answer 4

Door kader (rand van beeldvlak)

Question 5

Repoussoir

Answer 5

Grote donkere figuur op voorgrond duwt rest van de afbeelding naar achtergrond

Question 6

ruimte omvatten

Answer 6

een vorm wat uitsteekt van een woning

bijv. dozen en potten van klei

Question 7

kleurencirkel

Answer 7

Johannes Itten

Question 8

primaire kleuren

Answer 8

rood, geel en blauw

Question 9

secundaire kleuren

Answer 9

oranje, groen en violet (paars)

Question 10

complementaire kleuren

Answer 10

rood en groen,

twee kleuren die tegenover elkaar staan. bij het mengen vullen ze elkaar aan tot een neutraal grijs

Question 11

felle kleuren

Answer 11

primaire kleuren (rood, geel, blauw)

Question 12

warme kleuren

Answer 12

tinten met geel of rood

Voorgrond

Question 13

koele of koude kleuren

Answer 13

tinten met blauw

Achtergrond

Question 14

functie van kleuren

Answer 14

schudkleur of camouflagekleur

Question 15

betekenis en symboliek

Answer 15

kleuren kunnen ook een betekenis hebben (rood bij gevaar, maar ook voor liefde/ wit voor reinheid)

Question 16

toonwaarde

Answer 16

gradaties van een kleur

van licht naar donker met één kleur

Question 17

schaduwzijde (eigen schaduw)

Answer 17

een niet belichte kant

Schaduw bevindt zich op voorwerp zelf

Question 18

slagschaduw

Answer 18

verduistering op een ander oppervlak

Schaduw is van voorwerp op de omgeving geworpen

Question 19

tegenlicht

Answer 19

tegen het licht inkijken

Question 20

verschijningsvormen

Answer 20

hoekig-rond, geometrisch-organisch, open-gesloten, grillig-regelmatig

Question 21

wijze van ontstaan

Answer 21

natuurlijk, kunstmatig, gegroeid, samengeperst, ingesnoerd

Question 22

wat ze uitdrukken

Answer 22

agressieve-zachte, uitbundige-ingetogen, statische-dynamische vormen

Question 23

functie die zie lijken te verrichten

Answer 23

steunen-hangen, staande-liggende vormen

Question 24

contour (omtreklijn)

Answer 24

buitenste begrenzing van een vorm

Question 25

lijn

Answer 25

middel bij uitstek is om een vorm vast te leggen

Question 26

restvorm

Answer 26

de vorm daaromheen, deze maakt de vorm duidelijk zichtbaar, helder

Question 27

textuur

Answer 27

geaardheid van het oppervlak of de huid van een dier/mens

Question 28

compositie

Answer 28

vormen op verschillende wijze ordenen

Question 29

rust

Answer 29

vooral verticale en horizontale richtingen, grote samenhangende vormen, symmetrie en balans in de opbouw van het beeld

Question 30

beweging

Answer 30

gebruik van diagonale richtingen, ritmische gefragmenteerde vormen, asymmetrie en doorbroken evenwicht

Question 31

contrast

Answer 31

tegenstelling

Question 32

nuance

Answer 32

verloop

Question 33

Overlapping

Answer 33

Plaatsing van onderdelen voor en achter elkaar zodat stukken onzichtbaar worden

Question 34

ritme

Answer 34

doortrekken van herhaling

Question 35

Vorm

Answer 35

De omlijnde vorm

Question 36

Silhouet

Answer 36

Egaal gekleurde vorm