LARYNX Flashcards

1
Q

Wat is de achterste commissuur van de stembanden?

A

De aanhechting van de ligg vocale op de processus vocalis van de arytenoïden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat doet de m. cricothyroideus?

A

Rotatie thyroid-KB tov cricoid zodat de stemplooien uitgerekt worden en onder meer spanning komen te staan (toonhoogte)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Soort gewricht tussen cricoid en arythenoid?

A

Zadelgewricht: gliding en rocking

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welke spieren zorgen voor adductie?

A

M. interarytenoideus transversus, obliqui en m. cricoarythenoideus lateralis (m. laterali)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke spier zorgt voor abductie?

A

M. cricoarytenoideus posterior

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Membraneus deel stembanden: welke 2 componenten?

A

Lig. vocale en m. vocalis/m. thyroarytenoideus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Epitheel op ware stembanden?

A

Plaveiselepitheel (met eronder de losmazige BW laag van Reinke)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat bevat de subglottis? (2)

A
  • Mucosa

- Conus elasticus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Functie van de ware stembanden?

A
  • Foneren: genereren basisgeluid

- Primaire functie = sfincter (aspiratie voorkomen en drukopbouw voor hoesten, Valsalva, …)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat bepaalt de toonhoogte van een stem? Wat zijn de gemiddelde spreektoonhoogtes voor man, vrouw en baby?

A

De trillingsfrequentie: afhankelijk van lengte stembanden en de spanning.
Man: 110 Hz (ouder: hoger door atrofie lig. vocales)
Vrouw: 210 Hz.
Baby: 400 Hz.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

2 onderzoeksmethodes voor de larynx?

A
  1. Indirecte laryngoscopie: via spiegel, rigide of flexibele endoscoop (via neux)
  2. Directe laryngoscoop
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Verloop indirecte laryngoscopie met keelspiegel?

A
  • Hoofd in opsnuifhouding
  • Tong uitsteken en met compres vasthouden
  • Verwarmde spiegel in de keel: goed houden
  • Pt “i” laten zeggen: beweeglijkheid stembanden
  • CAVE: overhangende epiglottis (voorste commissuur) en faryngeale kokhalsreflex (evt eerst spray LA)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Speciaal onderzoek voor de trilling?

A

Stroboscopie: gebruikt in diagnostiek stemproblemen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Fonetogram?

A

X-as: toonhoogte met centraal 262, verdubbelen of halveren.
Y-as: dB (40-120)
–> Registratie van stembereik ifv intensiteit. Vrouw hoger dan man.
vorm lijkt op een zeehond die naar rechts kijkt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Neonatus met inspiratoire stridor: 3 oorzaken.

A

Congenitale afwijkingen:

  1. Laryngo(tracheo)malacie.
  2. Subglottisstenose
  3. Subglottishemangiomen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Oorzaak laryngo(tracheo)malacie en hoe zorgt dat voor problemen?

A
  • Onrijpheid kraakbeenderen (epiglottis = omega)
  • Te veel slijmvlies in de aryepiglottische plooien en arytenoïden
  • Te kleine larynxspleet.

Problemen door:

  • Aanzuigen epiglottis over additus laryngis
  • Aanzuigen slijmvlies over stemspleet
  • Arytenoïden naar mediaal
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

S/ en D/ van laryngo(tracheo)malacie?

A

S/: inspiratoire stridor afhankelijk van resterend lumen –> continu of vnl bij eten, wenen en inspanning (verhoogde arbeid en meer negatieve druk), en BLWI (zwelling en oedeem)

D/: klinisch beeld en laryngoscopie (omegavormige epiglottis)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

R/ laryngo(tracheo)malacie?

A

Spontaan gunstige evolutie met versteviging van kraakbeen.

  • AB en CS bij infectie.
  • Cyanose: tijdelijke intubatie of tracheotomie.
  • Uitz H: wegnemen overtollig slijmvlies.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Subglottisstenose:

a) wat en oorzaken?
b) R/?

A

a) Stenose onder de glottis zodat de nauwste plaats thv het cricoid wordt. Zz aangeboren maar meestal door postintubatietrauma.
b) Chirurgie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Subglottishemangioom:

a) Frequentie?
b) Verloop/symptomen?
c) Behandeling?

A

a) Vrij zz.
b) Groeien sterk in de eerste 2 jaar en dan spontane involutie. Op huid niet behandeld. In larynx echter progressief meer stridor.
c) Beta-blockers doen het krimpen op een paar dagen tijd. Bij bedreigde luchtweg: intuberen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat veroorzaakt acute inspiratoire stridor?

A

Acute ontsteking van de larynx: laryngitis, epiglottitis en laryngitis subglottica.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Acute laryngitis: oorzaken?

A
  • Banale virale infectie (BLWI): RS, adeno, influenza
  • Secundaire bact infectie: streptokokken, H. influenza en K. pneumoniae
  • Chemische irritatie
  • Traumata, inclusief stemmisbruik of -overbelasting.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Acute laryngitis: symptomen?

A
  • Heesheid tot afonie
  • Kinderen: stridor want minder reserve door kleiner glottisvolume.
  • Koorts e.a. BLWI-gerelateerde fenomenen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Acute laryngitis: D/ en R/?

A

D/: laryngoscopie (rode, gezwollen stembanden met verminderde trilling.
R/: meestal niets buiten stemrust, rookstop; evt AB en NSAIDs.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Acute epiglottitis: wie en oorzaak?

A

Alle leeftijd, vnl 3-6 jaar.

Door H. influenza type B.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Presentatie acute epiglottitis? Letten op?

A

Zieke kinderen met hevige koorts, keelpijn, speekselvloed en tripodhouding.
Volledige obstructie LW kan op een paar uur!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

D/ acute epiglottitis?

A

Klinisch beeld + inspectie keel: epiglottis is rode bol, maar geen tongspotel want de prikkeling kan acute afsluiting geven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

R/ acute epiglottits?

A

Amoxiclav IV. Cefalosporine 3e generatie bij allergie.

Ernstig: ZH opname, endotracheale intubatie en monitoring op ICU.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Laryngitis subglottica: synoniem?

A

Pseudokroep

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Laryngitis subglottica: wat en bij wie?

A

Virale infectie BLWI met zwelling subglottis regio (sws al nauw bij kinderen). Vaak parainfluenza maar niet altijd aan te tonen.
Vooral bij kinderen 1-4 jaar.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

S/ laryngitis subglottica? D/?

A
  • Schorre blafhoest
  • Stridor
  • Huilen: verergert stridor
    Komen heel acuut op, vaak ‘s avonds of ‘s nachts.
    D/ door klinisch beeld
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

R/ laryngitis subglottica?

A

Geruststellen met eventueel aërosol CS/adrenaline.
Geen evidentie voor stoom.
ZH opname en intubatie bij cyanose of achteruitgang algemene toestand.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Oorzaken stemklachten ()?

A
  1. Acute laryngitis
  2. Chronische laryngitis
  3. Stembandnoduli
  4. Stembandpoliep
  5. Stembandcyste
  6. Stembandgranuloom
  7. Laryngocoele
  8. Papillomatose van de larynx
  9. Tumoren
  10. Stembandparalyse
  11. Trauma
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Stemproblemen bij acute laryngitis: oorzaken?

A
  • Acute rhinofaryngitis

- Stemoverbelasting

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Chronische laryngitis: farynxbeeld?

A
  • Rood door hypervascularisatie

- Gezwollen en onregelmatig door oedeem lamina propria en epitheelhyperplasie met keratose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

Oorzaken chronische laryngitis?

A

Irritatie:

  • roken
  • hoesten tgv afdalende slijmen of chronisch longlijden: stemplooien stevig sluiten en hier veel druk op (ook mucosa)
  • Uitdroging
  • Stemoverbelasting
  • GERD
  • Zz: bact of viraal
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

S/ van chronische laryngitis?

A
  • Heesheid: vooral in de ochtend, variatie in ernst

- Prikkelhoest en irritatie keel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

Chronische laryngitis tgv GERD: waar?

A

Vooral thv achterste commissuur: rood gezwollen slijmvlies

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

R/ van chronische laryngitis?

A
  • Oorzakelijk, vb. rookstop of PPI bij reflux
  • Microchirurgie mbv laser: microlaesies verwijderen en biopsie van de rand om dysplasie op te sporen; enkel bij blijvende onregelmatigheden (vb. GERd)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

Invloed chronische irritatie op mucosa?

A
  • Hyperplasie en keratose van het plaveiselcellig epitheel
  • Laag van Reinke: oedemateus en dikker
  • Hypervascularisatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

Leukoplakie en hyperkeratose: hoe ontstaan en implicaties?

A

Normaal enkel plaveiselcelepitheel op de ware stembanden. Door metaplasie ontstaat ook elders eilandjes van dit epitheel. Die gaan hyperplasie vertonen met verdikking en wit uitzicht = leukoplacie/hyperkeratose.

Implicaties: premaligne, zeker als irritatie aanhoudt (vb. chronische laryngitis)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
42
Q

Oedeem van Reinke:

a) Wat?
b) Wie?
c) Klachten?
d) R/?

A

a) Vochtophoping in losmazig BW onder epitheel stemplooien, die er glazig en oedemateus uitzien.
b) Chronische rokers
c) Chronische heesheid, rauwe stem, verlaging frequentie en stridor bij uitgesproken oedeem
d) Rookstop
- CS bij lichte vormen
- Chirurgie: insnijden slijmvlies, oedeem afzuigen en reepje slijmvlies vermijden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
43
Q

Stembandnoduli: etiologie en bij wie (3)?

A

Ontstaan door chronische overbelasting van de stem/verkeerde spreektechniek (grootste trillingsamplitude en uitrekking en drukkrachten) op overgang voorste 1/3e en achterste 2/3e. Zo ontstaan oedemateuze knobbeltjes die op termijn fibrotisch en verlittekend worden.
Komt dus voor bij jonge vrouwen met spreekberoep, kinderen (7-10 jaar) die veel roepen of geluidjes maken en weinig bij getrainde zangers.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
44
Q

S/ en D/ stembandnoduli?

A

S/: heesheid doordat de stemplooien niet meer volledig sluiten en onregelmatig trillen. Verergert bij lang praten.
D/: bij laryngoscopie zie je symmetrische, bilaterale zwelling op de typische plaats (1/3-2/3 overgang)

45
Q

R/ stembandnoduli?

A
  • Stemrust/spreekverbod en logopedische adviezen voor betere stemtechniek.
  • Jongens: niets nodig want tijdens puberteit stemveranderingen waarbij de stemplooien langer worden en meer massa krijgen –> punt van maximale krachtinwerking verandert en de knobbeltjes verdwijnen spontaan.
  • Chirurgie: zelden; enkel bij chronische fibrotische knobbeltjes maar je moet ook werken aan spraaktechniek.
46
Q

Stemhygiëne

A
  • Voldoende drinken
  • Klimaatregeling: luchtbevochtiging en -verversing
  • Akoestiek lokaal verbeteren
  • Geschikte versterkingsapparatuur gebruiken
  • Rook- en lawaaiverbod
  • Stemopwarming
  • Fit en ontspannen zijn
  • Goed articuleren: ontspannen
  • Onderwijs: gebaren, dichter bij de leerlingen, rustpauzes, …
47
Q

Stembandpoliep: wat en etiologie?

A

Lokale unilaterale uitstulping van de stemplooi (bleekglazig tot rood-hemorragisch) die op onduidelijk manier ontstaat (door roken, trauma, stemmisbruik, chronische hoest, …?)

48
Q

Stembandpoliep: S/ en R/?

A

S/ = heesheid
R/ = microchirurgische wegname (directe laryngoscoop) + nagaan techniek en nood aan logopedie.
Geen maligne ontaarding.

49
Q

Nazorg na microchirurgie van de larynx (2)?

A
  1. Antitussiva: minder hoesten
  2. Stemrust (niet fluisteren = fluisterdriehoek: stemplooien tegen elkaar maar lucht gaat door driehoek tussen de arytenoïden wat turbulent geluid voortbrengt dat we in spraak kunnen omzetten; veel spierinspanning nodig om larynx in fluisterstand te houden + uitdrogend effect door groter luchtdebiet dan normaal.
50
Q

Stembandcyste: wat, S/ en D/?

A
  • Unilaterale welving (hamerletsel: eeltplek aan andere kant door aanslaan bij foneren); meestal aangeboren epidermoïdcyste
  • Heesheid
  • D/: microscopie van de larynx met directe microchirurgische verwijdering
51
Q

Stembandcyste en stemkwaliteit?

A

Congenitale cyste ledigt zich spontaan bij ruptuur: pocket of sulcus glottidis blijft bestaan met invloed op de trilling van de stem. Dat heeft weerslag op de stemkwaliteit.

52
Q

Stembandgranuloom: uitzicht?

A
  • Rode, hobbelige poliep
  • Typisch thv achterste commissuur: bovenzijde processus vocalis van de arytenoïden
  • Uni- of bilateraal
53
Q

Stembrandgranulomen: 4 oorzaken.

A
  • Intubatiegranuloom
  • Contactgranuloom: verkeerd stemgebruik waarbij arytenoïden te krachtig tegen mekaar geduwd worden.
  • Mucositis door GERD
  • Chronisch hoesten
54
Q

S/ van stembandgranduloom (3)?

A
  • Stemverandering: heesheid

- Evt. Laryngitis met keelpijn

55
Q

R/ van stembandgranuloom

A
  • Eerst conservatief met PPI
  • Microchirurgie met CO2-laser (intubatiegranulomen: vaak recidief!)
  • Logopedie voor aangepast stemgebruik
56
Q

Laryngocoele: wat en waar?

A

= herniatie van de ruimte van Morgagni tussen de ware en valse stemplooien door hoge uitademingsdrukken of ptn met aangeboren diepe sinus. Ze zijn gevuld met lucht, soms ook met pus bij secundaire infectie.

  • Inwendige: supraglottische zwelling, beperkt tot de larynx
  • Uitwendig: weg richting hals, geeft cystische uitpuiling voor de SCM.
57
Q

Laryngocoele: klachten en R/?

A

Heesheid en prikkelhoest

Microchirurgisch wegnemen

58
Q

Papillomatose van de larynx:

a) Wat en uitzicht?
b) Welke 2 vormen?
c) Wat vermijden?

A

a) Wratachtige tumoren van het larynxslijmvlies door HPV-6 of -11. Het zijn bleekroze framboosachtige woekeringen die histologisch bestaan uit BW, ontstekingsweefsel, BV en dysplasie.
b) Juveniele en volwassen papillomatose.
c) Tracheotomie vermijden: verspreiding naar de lagere LW.

59
Q

Juveniele papillomatose: hoe, waar en klachten, R/?

A
  • Besmet bij passage geboortekanaal: vaak condylomata accuminata
  • Stemplooien, trachea en farynx –> heesheid en stridor
  • Verwijderen met CO2-laser: verdampen zodat de stemband gespaard blijft, virus niet verspreid en geen bloeding
    + basis coaguleren.
    Vaak te herhalen door grote recidiefneiging.
60
Q

Volwassen vorm papillomatose: bespreek.

A

Beperkter in omvang en locatie dan de juveniele. Ook betere respons op lasertherapie. Minder stridor door een ruimere glottis.

61
Q

Leukoplacie op stembanden. Wat doen we?

A

Biopsie natuurlijk!

62
Q

Types maligne tumoren larynx?

A
  • 90%: plaveiselcelcarcinoom
  • Epitheliaal: verruceus carcinoom, anaplastisch carcinoom, kleincelling carcinoom
  • Niet-epithaliaal: NHL en chondrosarcoma
63
Q

Incidentie maligne larynxtumoren?

A

Tussen 5e en 7e decade.

M:V = 10:1

64
Q

Etiologie maligne larynxtumoren?

A
  • Roken
  • Alcoholabusus: multiplicatief risico
  • HPV? Speelt rol bij orofarynxcarcinoom en ook gevonden bij larynx, maar niet duidelijk of rol bij ontstaan.
  • Geografie, voeding?

10%: uit langer bestaande dysplasie
5%: dubbel tumor in AH-weg

65
Q

Symptomen ifv lokalisatie larynxtumoren?

A
  • Glottis: heesheid en stemveranderingen = vroeg ontdekt
  • Supraglottis = vage klachten als pijn (Kb ingroei), oorpijn en sliklast (erosie epiglottis) + pas heesheid na ingroei in sinus Morgagni of ware stembanden
  • Stridor en dyspnee door vernauwing lumen
  • Vaak halsklieren: primaire lymfogene M naar jugulaire LK –> soms als eerste symptoom
    LK als eerste presentatie:
  • 40% supraglottis
  • 3% glottis
  • 20% subglottis
66
Q

Diagnose van larynxtumor (4)?

A
  • Anamnese: aanslepende heesheid
  • Indirecte laryngoscopie: lokalisatie, omvang, mobiliteit en stemplooien
  • Directe: biopsie
  • Evt CT larynx/MRI/echo hals met evt LK-punctie + evt RX thorax of echo abdomen voor M
67
Q

Lokalisatie met %?

A

60% = glottis

De andere samen 40%. DUh.

68
Q

T-classificatie glottistumoren

A

T1: beperkt tot halve stemband met nle beweeglijkheid
T2: uitbreiding naar sub- of supraglottis
T3: onbeweeglijkheid stemband
T4: invasie KB of buiten larynx

69
Q

Belangrijkste prognostische factoren larynxtumoren?

A

HalsklierM en stadium (53% T1, 22% T2 = samen 75%)

70
Q

Behandeling T1 (relatief klein, oppervlakkig) larynxtumoren?

A

Mbv CO2-laser. Larynx en stem bewaard. Wel follow-up: bij recidief is uitgebreide chirurgie nodig.

71
Q

Behandeling T1-T2 larynxtumoren?

A

Radiotherapie.
Ook orgaansparend. Soms wel tijdelijke mindere stem door radiomucositis. Ook xerostomie door fibrosering accessoire speekselklieren.
80-90% 5yo OS.

72
Q

Behandeling geselecteerde T3 bij larynxtumoren?

A

RT met 3 cycli cisplatinum (D1, 22 en 44)

73
Q

Behandeling T3-T4/recidief T1-2 larynxtumoren? Survival?

A

Laryngectomie + postop RT ± halsklierevidement

T3: 65%, minder gunstig voor T4.

74
Q

Vormen van partiële laryngectomie?

A
  • Cordectomie: unilaterale tumor –> 1 stemband verwijderen
  • Verticale hemilaryngectomie: 1 helft wegnemen, inclusief thyroid, cricoid en arytenoid (reconstructie)
  • Horizontale hemilaryngectomie/supraglottis laryngectomie: voor supraglottistumoren thv epiglottis die voldoende afstand hebben van de ware stemplooien –> supraglottis tem hyoid wegnemen met bewaring ware stemplooien. Zo blijft stem bewaard maar wel minder bescherming tegen aspiratie.
75
Q

Verticale hemilaryngectomie: hoe reconstructie?

A

Tracheatransplant: deel luchtpijp losmaken en verplaatsen, omwikkeld met radialisflap voor bloedvoorziening. Vrij selectief in patiënten.

76
Q

Totale laryngectomie: verloop?

A

Radicale operatie:

  • Verwijdering hele larynx: van onder cricoid tem hyoid)
  • TracheoStomie: stomp trachea inhechten in de huid van de voorzijde hals
  • Defect terug sluiten bovenaan farynx: GI en resp volledig gescheiden.
77
Q

Zorgen voor tracheostoma?

A
  • Bescherming tegen water naar binnen of overmatige prikkeling
  • Geen verhoogd infectiegevaar
78
Q

Wat na totale laryngectomie (4)?

A
  • Spraakrevalidatie: fistelspraak, slokdarmspraak of elektrolarynx
  • Longen: geen airconditioning = uitdroging, korstvorming, fluimen, meer bronchitis, … –> stomafilter die bevochtigt en verwarmt met uitgeademde lucht + reinigt
  • Cave hypothyroïdie: kan laattijdig!
  • Psychosociaal, professioneel en familiale gevolgen –> steungroep of patiëntenverenigingen
79
Q

Hoe werkt fistelspraak?

A

Eenrichtingsventiel houdt fistel tussen farynx en trachea open. Bij inspiratie gaat de lucht via de trachea naar de longen maar bij uitademen via trachea naar hypofarynx. Als de hand dan voor het tracheostoom gehouden wordt, gaat de neofarynx trillen = spraak.

80
Q

Voordeel en nadelen van fistelspraak?

A

+: gemakkelijk en beste spraakopbrengst; ook automatische klepjes met klevers die automatisch sluiten en openen
-: altijd opening dichtouden en te vervangen om de 4-6m (schimmelgroei met dysfunctie en lek vloeistof in verkeerde richting)

81
Q

Slokdarmspraak: hoe, voordeel, nadeel?

A

Patiënt hapt lucht in en boert het op: slijmvlies rond m. cricofaryngeus trilt en produceert zo geluid.
+: geen handen nodig om te spreken
-: moeilijk te leren en enkel korte zinnen en minder luid

82
Q

Elektrolarynx: wat, voordeel, nadeel?

A

Toongenerator (extern apparaat) wordt tegen de keel gehouden en de pt zorgt voor spraak door articulatie (zet tonen om in spraak).
+: makkelijk
-: robotstem (monotoon, onnatuurlijk)

83
Q

5 “stations” van N. X?

A
  1. Nucleus ambiguus
  2. Foramen jugulare
  3. Hoog in de hals
  4. N. laryngeus superior
  5. N. recurrens
84
Q

N. X station I-III uitval:

a) Oorzaken
b) Fenomenen?

A

Alle zijtakken getroffen:

a) bloeding in MO, progressieve bulbairparalyse of hoofd-halstumor met ingroei in of druk op n. X.
b)
- Ipsilaterale stembandparalyse: stemband in intermediaire stand + hees met verleis vrije lucht en minder krachtige stem
- Slikklachten en aspiratie: minder sensibilisatie supraglottis gebied (= onvoldoende propulsie bolus en onvoldoende sluiting glottis)
- I of II: signe du rideau (uitval rr. faryngeales = uitval farynxmusculatuur = deviatie naar mediaal)
- II: foramen jugulare syndroom met ook uitval n. IX, XI en XII.

85
Q

Geïsoleerde paralyse n. laryngeus superior: S/?

Diagnose?

A

Meestal geen ernstige klachten want enkel uitval uitval m. cricothyroideus –> minder regulatie van toonhoogte en intensiteit
D/: laryngoscopie: moeilijk te zien, soms lichte torsie glottis.

86
Q

Geïsoleerde paralyse n. laryngeus superior: oorzaken?

A
  • Neuritis
  • Thyroidectomie (r. externus) of ander trauma
  • Druk door tumoren of trauma
  • Idiopathisch (spontaan)
87
Q

Paralyse van n. recurrens: S/? Oorzaken?

A

Stembandparalyse.

  • Thyroidectomie
  • Neuritis
  • Idiopathisch (~ Bell; L > R, 80% herstel binnen 6-12m)
  • Tumoren over verloop: slokdarm, schildklier, bovenste mediastinum, longtop (Pancoast), tumor M, HL en NHL.
  • Trauma: HK (vb. sluiten OBD bij neonati, druk aorta-aneurysma of littekenweefsel tgv tuberculeuze LK)
88
Q

Stembandparalyse: D/

A

Indirecte laryngoscopie.

  • Bij stilstaande larynxhelft: stemband paramediaan; intermediair bij hoger n. vagus letsel!
  • Kan na lange tijd atrofiëren: nog slechtere sluiting en nog meer intermediair)
89
Q

Stembandparalyse: S/?

A
  • Heesheid met verlies lucht door de opening

- Toonhoogteverlies, zwakkere stem en minder krachtig hoesten

90
Q

R/ stembandparalyse?

A
  • Idiopathisch: spontane verbetering + logopedie
  • Logopedie: compenseren met andere stemband door verdere adductie (verbetering mogelijk)
  • Medialisatie = verlamde stemband meer naar middellijn brengen (meer massa door collagen of teflon toe te voegen of thyroplastiek Isshiki type I = luikje thyroid naar binnen brengen onder LA tijdens fonatie door pt)
91
Q

Bilaterale stembandparalyse: intermediaire vs paramediane stand?

A
  • Intermediaire stand = door bilaterale n. vagus –> heesheid
  • Paramediane stand = door bilaterale n. recurrens –> stridor en dyspnee bij inspanning of infectie
  • Tracheotomie in acute situaties
  • Indien permanent: glottis verbreden door wegname stemspleet en tracheostoma
92
Q

3 groepen voor gestoorde stem?

A
  1. Morfologie van de stemband (vnl mucosa) –> cysten, noduli, poliepen, tumoren, …
  2. Kinetiek stembanden –> verlamming
  3. Functionele stemstoornis (hypo/hyperkinetisch) = stemgebruik niet adequaat (gedrag/stemtechniek)
    * Psychogeen: fluisteren heel de tijd maar kunnen nog hoesten
    * Gewoonte, overbelasting, …
93
Q

Traumata van de larynx: 3 groepen

A
  1. Door uitwendig geweld
  2. Door inhalatie
  3. Door intubatie
94
Q

Larynxtrauma door uitwendig geweld: soorten?

A
  • Verkeers/sporttrauma
  • Stomp geweld:
  • Hematoom/oedeem (hals of intralaryngeaal)
  • Scheur mucosa of fractuur KB: met of zonder dislocatie
  • Scherp geweld: avulsie of transectie larynx
95
Q

Klachten bij uitwendig larynxtrauma (4)?

A
  • Heesheid
  • Pijn en slikpijn
  • Ademnood en subcutaan emfyseem
96
Q

R/ bij uitwendig geweld?

A
  • Stemrust en CS
  • Ademweg vrijwaren: intubatie of via trachea
  • Chirurgische repositie van verplaatste fragmenten
97
Q

Posttraumatische sequellen na uitwendig trauma?

A
  • Fibrose
  • Synechieën: fixatie en stenose
  • Motiliteitsstoornissen
  • Weerslag op stem
98
Q

Inhalatietrauma larynx: wat?

A

= inademen van schadelijke gassen of hete dampen (letsels: irritatie of slijmvliesverbrandingen)

99
Q

Inhalatietrauma larynx: symptomen

A
  • Heesheid
  • Prikkelhoest
  • Pijn
  • Stridor
100
Q

Onderzoek bij inhalatietrauma?

A

Rood en oedemateus slijmvlies, in ernstige gevallen ook maceratie

101
Q

R/ bij inhalatietrauma? Sequellen?

A

Conversatief.
Evt CS aërosol indien ernstig.
Sequellen: verlittekening en synechieën?

102
Q

Intubatietrauma larynx: traumatisch vs. langdurig.

A

Traumatisch:
- Slijmvliesletsel: granuloom
- Luxatie arytenoid
Langdurig: druknecrose geeft stenose
- Diameter tube is te groot voor het lumen. Necrose thv ware stemplooien en cricoid. Letsels helen met fibrose en stenose (op glottis/subglottis niveau).
- ETT met afsluitende cuff: necrose trachea –> helen met stenose op tracheaniveau.

103
Q

Intubatie: kenmerken (5).

A
  • Nasaal of oraal
  • Snelste methode: noodgevallen
  • Kort (binnen enkele dagen verwacht te extuberen)
  • Continue zorg: lumen vrijwaren door bronchussecreet afzuigen en inademingslucht bevochtingen
  • Stenosering door druknecrose
104
Q

Voordelen van tracheotomie (8).

A
  • Sparing gebied stembanden.
  • Nauwste zone LW gevrijwaard: geen drukletsels.
  • Sfincterwerking larynx intact.
  • Weinig dode ademruimte.
  • Bronchiaalsecretie makkelijk afzuigen
  • Canule kan lang ter plaatse blijven + regelmatig binnenkant schoon te maken
  • Spraakklepje in canula –> spreken mogelijk
  • Slikken is niet onaangenaam.
105
Q

Percutane tracheotomie: omkeerbaar of niet?

A

Ja. TracheoStomie is niet omkeerbaar.

106
Q

Percutane tracheotomie: acute vs. late.

A

Acute:
- bloeding
- pneumothorax en fausse route
Late:
- stenose luchtweg thv tracheotomie opening
- stenose thv opgeblazen cuff
- stenose thv uiteinde canula waar er erosie slijmvlies is

107
Q

Coniotomie: waar? Hoe lang? Gevaar voor?

A

Membrane cricothyroidea = ligamentum conium; doorsnijden met een coniotoom.
Binnen 24u vervangen door tracheotomie, anders KB necrose.
Gevaar voor aspiratie want geen cuff.

108
Q

Overbelasting stem: hoe (9)?

A
  • Te luid spreken, schreeuwen of roepen
  • Te langdurig of snel spreken
  • Luid fluisteren
  • Praten in lawaaierige omgving
  • Hoesten, kuchen, schrapen
  • Roken
  • Droge lucht, stof, slechte ventilatie
  • Intens stemgebruik igv LWI, allergie, algemene vermoeidheid, emoties, …
  • Grote hoeveelheid alcohol