Latijn 23/04 Flashcards
(18 cards)
1
Q
frumentum
A
frumenti, o het graan
2
Q
ingenium
A
ingenii, o het karater, het verstand, het talent
3
Q
saevus
A
-a,-um woest, wreed
4
Q
nudus + abl
A
-a, -um naakt, beroofd van
5
Q
sermo
A
sermonis, m het gesprek, het taalgebruik
6
Q
arbor
A
arboris,v de boom
7
Q
avis
A
avis, v de vogel
8
Q
praebere
A
-eo, aanbiede, tonen
9
Q
via
A
viae, v de weg
10
Q
apertus
A
-a,-um open
11
Q
honestus
A
-a,-um geëerd, hoogstaand, eervol
12
Q
invitus
A
-a,-um tegen mijn zin, tegen jouw zin
13
Q
par+dat
A
-,-,paris gelijk aan, opgewassen tegen
14
Q
metus
A
metus, m de vrees
15
Q
parere,-eo
A
+dat gehoorzamen
16
Q
confidere
A
o+dat vertrouwen
17
Q
consulere
A
o beraadslagen, raadplegen,zorgen voor
18
Q
omittere
A
o, opgeven