latijn woorden Flashcards
(88 cards)
1
Q
vir/virum
A
man
2
Q
vincit
A
overwint
3
Q
videt
A
ziet
4
Q
verus/vera/verum
A
echt/waar
5
Q
valde
A
erg/zeer
6
Q
uxor/uxorum
A
echtgenoot/vrouw
7
Q
urbs/urbem
A
stad
8
Q
ubi?
A
Waar?
9
Q
timidus, timida, timidum
A
bang
10
Q
timet
A
vreest/ is bang voor
11
Q
templum
A
tempel
12
Q
sunt
A
zijn
13
Q
subito
A
plotseling
14
Q
soror, sororem
A
zuster
15
Q
solus, sola, solum
A
alleen/ als enige
16
Q
silva
A
bos
17
Q
servat
A
beschermt, bewaart, behoudt
18
Q
semper
A
altijd
19
Q
sedet
A
zit
20
Q
sed
A
maar
21
Q
saepe
A
vaak/dikwijls
22
Q
rex, regem
A
koning
23
Q
relinquit
A
verlaat/laat achter
24
Q
regnum
A
heerschappij
25
regnat
heerst/ regeert
26
regina
koningin
27
quoque
ook
28
quis?
Wie?
29
pulcher, pulchra, pulchrum
mooi
30
puella
meisje
31
populus
volk
32
pervenit
bereikt/ komt aan
33
pater, patrem
vader
34
parvus, parva, parvum
klein
35
obscurus, obscura, obscurum
donker/ duister
36
nunc
nu
37
novus, nova, novum
nieuw
38
non
niet
39
non iam
niet meer
40
necat
doodt
41
nam
want
42
mors, mortem
dood
43
morbus
ziekte
44
mittit
zendt/ stuurt
45
miser, misera, miserum
onglukkig
46
meus, mea, meum
mijn
47
mater
moeder
48
malus, mala, malum
slecht
49
magnus, magna, magnum
groot
50
laetus, laeta, laetum
blij
51
lacrimat
huilt
52
iratus, irata, iratum
boos
53
in templo
in de tempel
54
in Italia
in italie
55
in + acc
naar binnen
56
ignis, ignem
vuur
57
habitat
woont
58
habet
heeft/ houd
59
gloria
roem
60
frater, fratrem
broer
61
fluvius
rivier
62
filius
zoon
63
filii
zonen
64
filia
dochter
65
facit
maakt
66
etiam
ook/ zelfs
67
et
en / ook
68
est
is
69
ducit
leidt/ brengt
70
dominus
heer heerser
71
deus
god
72
deinde
daarna/ vervolgens
73
defendit
verdedigt/beschermt
74
dea
godin
75
curat
zorgt voor/ verzorgt
76
cupit
begeert
77
cognoscit
leert kennen/ verneemt
78
cogitat
denkt/ overweegt
79
clarus, clara, clarum
helder/ beroemd
80
causa
reden/ oorzaak
81
bonus, bona, bonum
goed
82
bellum
oorlog
83
aqua
water
84
apud + acc.
bij
85
amor, amorem
liefde
86
ambulat
hij wandelt
87
amat
houdt van
88
ad + acc.
naar/bij/tot