LE4 Flashcards

(15 cards)

1
Q

par

A

photosynthetically active radiation ofwel fotosynthetische active straling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

LAI

A

Leaf Area Index ofweld bladoppervlakte index m/m-2

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is osmose

A

Verplaatsing van water vanuit een verdunde oplossing door een membraan naar een meer geconcentreerde oplossing

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

CVF (conversion coëficient)

A

De hoeveelheid droge biomassa die geproduceerd wordt per eenheid CH2O.
pag. 214

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

MC (maintainance coëficient), onderhoudscoëficient

A
De onderhoudsbehoeft (respiratie) is ongeveer 0.015 g/ g CH2O.
1/3 van de brutto fotosynthese wordt gebruikt voor onderhoudsrespiratie voor een veldgewas in nederland
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Pn = Pb - R

A

Pn = netto primaire productie
Pb = brutto primaire productie
R = respiratie
de termen drukken we allemaal uit in grammen koolstof (materie) of allemaal in joules (energie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

P = O-R-NV

Productie op het tweede en hogere trofische niveaus

A
P= productie
O = opname ( = consumptie)
R = respiratie
NV = niet vastgelegde energie (=uitscheiding)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Groeirendement r = P/O
of
r = Pn/P(n-1)

A

rendement is quotient van productie en opname (consumptie)
of
rendement is quotient van de eigen productie en die van het niveau daaronder.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Waarmee hangt het groeirendement samen?

A

Het voedselaanbod
kwaliteit van het voedsel
verschillen in diergroepen (vogels hoog, vissen lager ) 1 tot 5% en 10%.
rendement trofische niveaus ook laag 10% van landvegetatie wordt door herbivoren geconsumeerd.
blz.220

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Dynamiek in een ecosysteem. Drie typen veranderingen

A

onregelmatige fluctuaties
cyclische veranderingen
geleidelijke verschuivingen in een bepaalde richting

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

onregelmatige fluctuaties in populaties van planten en dieren? oorzaken?

A

abiotische en biotische factoren:
storm, overstroming, extra koude winter, extra droge zomer
binnenkomende rover die alle muizen opeet
parasiet die het blad van alle eiken aantast

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

wat is een ecologische niche

A

de omstandigheden waaronder een organisme zich kan handhaven en zichzelf succesvol kan voortplanten. De relaties tussen organismen en hun abiotische en biotische omgeving bepalen - in tijd en ruimte - de niche.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Drie vormen van symbiose

A

parasitisme, commensalisme, mutualisme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is coexistentie

A

Het fenomeen van het naast elkaar voortbestaan van meerdere soorten in een gemeenschap.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is de nichedifferentitatie theorie

A

Planten- en diersoorten kunne naast elkaar voortbestaan omdat elke soort net iets andere eisen stelt aan hun omgeving (temperatuur, zuurgraad van de bodem enz), van net iets andere hulpbronnen gebruik maken en net iets andere vijanden hebben of daarop reageren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly