Leerboek, p. 44 Thematische woordenschat N-F Flashcards
(34 cards)
1
Q
bewegen
A
bouger
2
Q
verliezen (gewicht verliezen)
A
perdre (perdre du poids)
3
Q
dieet (diëten) - het (een dieet volgen)
A
régime - le (suivre un régime)
4
Q
evenwichtig
A
équilibré
5
Q
beïnvloeden
A
influencer
6
Q
vet(ten) - het
A
graisse - la
7
Q
beperken
A
limiter
8
Q
voldoende
A
suffisamment
9
Q
gevarieerd
A
varié
10
Q
verdikken
A
grossir
11
Q
kilo’s bijkomen
A
prendre des kilos
12
Q
vermageren
A
maigrir
13
Q
afslanken
A
mincir
14
Q
fit (zich fit voelen)
A
en bonne santé (se sentir en bonne santé)
15
Q
depressief
A
dépressif
16
Q
drank(en) - de
A
boisson - la
17
Q
zoet
A
sucré
18
Q
huisarts(en) - de
A
généraliste - le
19
Q
pijnstiller(s) - de
A
antidouleur - l’
20
Q
gezond
A
sain
21
Q
voedingsmiddel(en) - het
A
aliment - l’
22
Q
ongezond
A
malsain
23
Q
voedsel - het
A
nourriture - la
24
Q
gewoonte(s) - de
A
habitude - l’
25
gezondheid - de
santé - la
26
lichaamsbeweging(en) - de
exercice physique - l'
27
ontbijt(en) - het
petit déjeuner - le
28
licht
léger
29
maaltijd(en) - de
repas - le
30
zwaar
lourd
31
middagmaal (-malen) - het
repas de midi - le
32
broodmaaltijd(en) - de
repas à base de pain - le
33
verzorging - de
soins - les
34
luchtvervuiling - de
pollution de l'air - la