Leerdoelen CGO's week 1 Flashcards

(44 cards)

1
Q

verschillen prokarytoen (bacterien en archea) en eukaryoten: celwand, celkern, DNA, Ribosomen, organellen, voortplanting, grootte, celmembraan, metabolisme, voeding

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

hoe repliceren bacterien

A

binaire deling: ongeslachtelijke voortplanting. deling hangt af van bacteriesoort, temperatuur en milieucondities

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

fases van groeicyclus

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

hoe worden de namen aan bacterien gegeven, hoe ligt de verwandschap?

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

verschil kolonisatie en infectie

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

welke groepen micro-organismen koloniseren welke verschillende delen van het menselijk lichaam?

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

beschrijving virus

A

kan levende cel binnendringen, vermenigvuldigen en vervolgens vrijkomen als nieuw infectieus partikel. heeft gastheer nodig. is geen levend-micro-organisme, maar wel obligaat intracellulaire moleculaire parasiet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

basisstructuur virus

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

indeling van virus

A

hiërarchisch systeem onderverdeeld in familie, geslacht (genus) en soort (species)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

stappen virale replicatie

A
  • aanhechting
  • penetratie
  • ontmanteling
  • replicatie
  • assemblage
  • vrijkomen virus (lysis, budding, cel tot cel transmissie)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

classificatie virus (structuur en replicatie)

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

replicatiecyclus enterovirus

A

positive stranded enkelstrengs RNA
vironen vrij door lysis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

replicatiecyclus mazelenvirus

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

replicatievirus Hiv

A

virus met envelope
twee kopieën positief georiënteerd enkelstrengs RNA

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wijze overdracht mens-op-mens herpes simplexvirus en hiv

A

slijmvliezen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

overdracht mens-op-mens norovirus, rotavirus, poliovirus, hepatitis A/E, adenovirus, astrovirus, enterovirus

A

feces nar mond

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

overdracht mens-op-mens influenza A/B, mazelen, SARS COV 2, varicella zoster, adenovirus, rhinovirus, RSV, parainfluenza

A

respiratoir

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

overdracht mens-op-mens hiv, hepatitis B/c

18
Q

overdracht mens-op-mens herpes simplex, hiv, hepatitis B, HPV, HTLV

A

sexueel contact

19
Q

overdracht mens-op-mens cytomegalovirus, rubella, parvo B19, hepatitis B, hiv, HTLV

A

zwangere vrouwen via bloedbaan/placenta infecties doorgeven

20
Q

voorbeelden directe en indirecte diagnostische test virus

21
Q

medische definitie parasieten

A

organisme leeft ten koste van de gastheer: eukaryoot die leven ten koste van gastheer (niet schimmel, bacterie, virus)

22
Q

onderverdeling hoofdgroepen parasieten

23
Q

structuur fungi

24
verschil gisten en schimmels
draadvormige filamenten samen zijn hyfen. hyfen vormen samen mycelium
25
soorten fungale infecties
systemisch: verspreiden door lichaam, risico's zijn imuungecompromitteerde patienten/catheters/antibiotica. behandeling: antigungale therapie cutaan en superficiele: huid/haar/nagels, vaak cosmetisch zorgwekkend, zelden en ernstig subcutaan: diepere uitlagen (trauma), zeldzaam, moeilijk behandelbaar
26
overwegingen diagnostiek
27
vormen antimicrobiele therapie
28
vormen antimicrobiele geneesmiddelen
29
Uit te leggen waarom in sommige gevallen het focus van de infectie moet worden verwijderd, en hier voorbeelden bij noemen
30
Kun je vier manieren noemen waarop de verschillende antibiotica aangrijpen op bacteriën.
31
medicatie bij urineweginfectie
32
asymptomatische bacteriurie
minimaal 10^5 bacterien per milliliter urine aanwezig, zonder klachten of tekenen van infectie
33
cystitis
34
behandeling uwi
35
voordelen/nadelen kweek
36
voordelen/nadelen direct preparaat
37
gramkleuring, morfologie, hemolyse, pathogenesee en ziekten en resistentie s. aureus
- gram+, MRSA - aerogeen, secundair, handen - kokken (bol), in trossen - opportunistische infectie: huidinfecties (abcessen, cellulitis, longtontsteking, sepsis, endocarditis, toxine-gemedieerde ziekten
38
alfa- en beta-hemolytische streptokken
- gram+, kokvormig, groeien in ketens of paren - A: faryngitis, roodvonk, necrotiserende fascilitis, impetigo (krentenbaard) - B: neonatale sepsis, meningitis, pneumonie - druppelinfectie, (in)direct contact, handen met wonden medicijnen: A: azitromycine
39
enterobacterales
40
bacteroides fragilis
gram- staaf, in paren/korte ketens
41
pseudomonas aeruginosa
gram-, staaf in paar, polaire flagellen (zeer bewegelijk) - infecties bij immuungecompromitteerde (long bij CF, brandwondinfecties, ziekenhuisgeassocieerd inf) - minder permeabele buitenmembraan, effluxtransport
42
eerstekeus UWI en eerstekeus uwi met weefselinvasie
uwi: nitrofurantoine uwi +: xiprofloxacine
43