leren voor de toets fysiologie

Question 1

hoe heet het begin van de dunne darm

Answer 1

duodenum

Question 2

wat is een andere naam voor strotklepje/sluitspier

Answer 2

sfincter

Question 3

wat is een andere naam voor maag

Answer 3

gaster

Question 4

Hoe heet het strotklepje bij de mondholte

Answer 4

epiglottis

Question 5

Wat is een andere naam voor de keelholte

Answer 5

pharynx

Question 6

Wat is een andere naam voor de slokdarm

Answer 6

oesophagus

Question 7

Hoe noem je de golvende bewegingen in de maag

Answer 7

peristaltiek

Question 8

Noem de 4 namen waar de maag in is opgedeeld

Answer 8

Cardia (waar de slokdarm op aansluit
Fundus (de luchtbel)
Corpus (middelste gedeelte)
Antrum ( waar de dunne darm op aansluit)

Question 9

Hoe heet het middelste gedeelte van de dunne darm

Answer 9

jejunum

Question 10

hoe heet het eind van de dunne darm

Answer 10

Ileum

Question 11

Hoe heeft de dunne darm zo een groot oppervlakte

Answer 11

door in plooien te lopen

Question 12

Hoe heeft de binnenwand van de darm gezorgd voor een groter oppervlakte

Answer 12

door in vlokken te lopen

Question 13

Hoe heten de kleine haartje op de darmwand

Answer 13

microvillus

Question 14

Hoe heet de klep in het begin van de dikke darm

Answer 14

klep van Bauhim

Question 15

hoe heet het begin van de dikke darm

Answer 15

cecum

Question 16

hoe heet het middelste gedeelte van de dikke darm

Answer 16

colon

Question 17

hoe heet het laatste gedeelte van de dikke darm

Answer 17

rectum

Question 18

ander woord voor lever

Answer 18

hepar

Question 19

Wat betektent secretie

Answer 19

uitscheiden van verteringssappen

Question 20

Wat is de functie van kauwen

Answer 20

Hiermee vergroot je het oppervlakte van het voedsel en dus ook het oppervlakte waar de enzymen op kunnen werken

Question 21

Wat zijn de functies in de maag

Answer 21

• helpt in de eiwitvertering

* doodt ziekteverwekkers

Question 22

Wat is de functie van de dunne darm

Answer 22

De dunne darm verteerd de eiwitten, koolhydraten en vetten en neemt de nutrienten op

Question 23

Wat is de functie van de dikke darm

Answer 23

• bacteriële activiteit waardoor het vezels kan verteren en waar vitamines en gassen worden geproduceert
• water wordt geabsorbeert met een paar mineralen natrium, kalium etc.
• uitscheiding faeces

Question 24

Wat is lipolyse

Answer 24

afbraak van vet

Question 25

Wat is de functie van lipase

Answer 25

lipase splitst glycerol en vetzuren

Question 26

Wat is de functie van amylase

Answer 26

amylase is een enzym die de afbraak van koolhydraten bevordert.

Question 27

Wat is de functie van pepsine?

Answer 27

Pepsine splitst eiwitmoleculen in de maag

Question 28

Wat is de functie van gal

Answer 28

gal emulgeert vet

Question 29

Geef de juiste volgorde van de onderstaande zinnen 1 Het voedselbrei belandt in de dikke darm 2 Het voedselbrei belandt in de dunne darm 3 Het voedselbrei gaat door de oesophagus heen 4 Je kauwt op het voedsel en slikt het door 5 Het voedselbrei belandt in de maag

Answer 29

De juiste volgorde is: 4,3,5,2,1

Question 30

Wat zijn alle macronutriënten

Answer 30

De macronutriënten zijn: Koolhydraten vetten eiwitten

Question 31

Koppel de verteringsenzymen aan de macronutriënten die ze verteren 1. lipase 2. pepsine 3. amylase 4. trypsine 5. dipeptidasen 6. disacharidasen a. koolhydraten b. eiwitten c. vetten

Answer 31

De juiste combinatie is: A: 3, 6 B: 2, 4, 5 C: 1

Question 32

Hoe passeren macronutriënten de celmembraan

Answer 32

Dit kunnen ze doen door op het transporteiwit te gaan zitten die ze transporteerd naar de binnenkant van de cel

Question 33

Welke soorten transport zijn er om macronutriënten en micronutriënten de celmembraan te laten passeren

Answer 33

Passieve diffusie gefaciliteerde diffusie actief transport secundair actief transport

Question 34

Wat is de betekenis van osmoraliteit?

Answer 34

Dit is de concentratie van deeltjes die zijn opgelost in een vloeistof

Question 35

Wat houdt het proces van osmose in?

Answer 35

Dit houdt in de het water stroomt naar waar de concentratie aan deeltjes het laagst is

Question 36

Wat is de functie van de na/k pomp

Answer 36

De functie van de natrium kalium pomp is om er voor te zorgen dat er niet teveel of te weinig water is in de cel.

Question 37

Waar gaan nutriënten heen nadat ze zijn opgenomen in het bloed

Answer 37

Het bloed met de nutriënten stroomt via de poortader naar de lever. Dit bloed is rijk aan nutriënten maar arm aan zuurstof.

Question 38

Wat is de functie van insuline en waar wordt het geproduceert?

Answer 38

Insuline zorgt ervoor dat de bloedsuikerspiegel verlaagd wordt, door de aanmaak van glycogeen te bevorderen en door het proces van gluconeogenese stop te zetten. Dit wordt geproduceert door de alvleesklier

Question 39

Wat is de functie van glucagon

Answer 39

De functie van glucagon is het vehogen van de bloedsuikerspiegel. Dit doet hij door het proces van gluconeogenese en glucogenolyse. Glucagon wordt geproduceert in de alvleesklier

Question 40

Welk invloed heeft adrenaline op de concentratie van suiker in het bloed?

Answer 40

Adrenaline zorgt ervoor dat glycogeen wordt omgezet in suiker. Wat ervoor zorgt dat de bloedsuikerspiegel stijgt

Question 41

Wat is de functie van GIP en waar wordt het geproduceert

Answer 41

GIP zorgt ervoor dat als er een voedselbrij is in de dunne darm die koolhydraten bevat, wordt GIP geproduceert. Dit bevordert de productie van insuline. GIP wordt geproduceert in de dunne darm cellen

Question 42

Wat betekent het metabolisme?

Answer 42

Het metabolisme zijn alle chemische reacties die nodig zijn om het lichaam te onderhouden.

Question 43

Wat is de functie van ATP

Answer 43

ATP levert energie aan het lichaam

Question 44

Wat is de functie van een enzym?

Answer 44

Enzymen kunnen: moleculen aan elkaar binden Moleculen loskoppelen van elkaar Processen versnellen

Question 45

Anabolisme levert energie. Is dit waar of niet waar?

Answer 45

niet waar

Question 46

Geef de 4 namen en functies van de hormonen in het verteringstelssel

Answer 46

Gastrine: Als er voedsel in de maag zit wordt gastrine geproduceert. Gastrine zorgt voor: productie hcl (maagzuur) productie pepsine dat de maag gaat bewegen (peristaltiek) Secretine, CCK en GIP worden geproduceert als het voedselbrij in de dunne darm zit. Secretine bevordert de productie van bicarbonaat (in de alvleesklier) CCK bevordert de productie van gal en verteringsenzymen GIP zorgt bevordert de productie van insuline Secretine, CCK en GIP remmen ook de werking van de maag