lernbox 2 d/n Flashcards
woordjes (62 cards)
1
Q
bekommen
A
krijgen
2
Q
brauchen
A
nodig hebben
3
Q
heute
A
vandaag
4
Q
keine ahnung
A
geen (Flauw) idee
5
Q
nur
A
maar,slechts
6
Q
reichen
A
genoeg zijn
7
Q
die schulsachen
A
de schoolspullen
8
Q
sogar
A
zelfs
9
Q
das taschengeld
A
het zakgeld
10
Q
die woche
A
de week
11
Q
das angebot
A
de aanbieding
12
Q
gefallen
A
bevallen
13
Q
fast
A
bijna
14
Q
das geschäft
A
de winkel
15
Q
der laden
A
de winkel
16
Q
die lieblingsfarbe
A
de lievelingskleur
17
Q
der rabatt
A
de korting
18
Q
sofort
A
meteen, direct
19
Q
teuer
A
duur
20
Q
wählen
A
kiezen
21
Q
rot
A
rood
22
Q
blau
A
blauw
23
Q
weiB
A
wit
24
Q
schwarz
A
zwart
25
die hose/ die hosen
de broek
26
die jacke/ die jacken
de jas
27
der/die pullover
de trui
28
das kleid
de jurk
29
der rock
rok
30
das hemd
het overhemd
31
der schuh
de schoen
32
die bluse
de bloes
33
ausgeben für
uitgeven aan
34
auBerdem
bovendien
35
bisher
tot nu toe
36
denn
want
37
deswegen
daarom
38
die klamotten
de kleren
39
manchmal
soms
40
die markenkleidung
de kledingmerk
41
nennen
noemen
42
trotzdem
toch
43
bunt
bont
44
erzählen
vertellen
45
jeden monat
elke maand
46
das konto
de bankrekening
47
meistens
meestal
48
toll
super
49
übrigens
trouwens, overigens
50
umtauschen
ruilen
51
unbedingt
zeker, echt
52
die zeitschrift
het tijdschrift
53
der mondag
maandag
54
der diensdag
dinsdag
55
der mittwoch
woensdag
56
der donnerstag
donderdag
57
der freitag
vrijdag
58
der samstarg
zaterdag
59
der sonntag
zondag
60
das wochenende
het weekeinde
61
der samstagabend
zaterdagavond
62
der sonnragmorgen
zondagmorgen