lernliste N-D Flashcards
(130 cards)
1
Q
het bezoek
A
der Besuch, die Besuche
2
Q
de humor
A
der Humor
3
Q
de kus
A
der Kuss, die Küsse
4
Q
de oom
A
der Onkel, die Onkel
5
Q
de partner
A
der Partner, die Partner
6
Q
de ruzie
A
der Streit, die Streite, die Streitereien
7
Q
het standpunt
A
der Standpunkt, die Standpunkte
8
Q
de vreemdeling
A
der Fremde, die Fremden
9
Q
de afspraak
A
die Verabredung, die Verabredungen
10
Q
de dame
A
die Dame, die Damen
11
Q
de discussie
A
die Duskission, die Diskussionen
12
Q
de echtgenote
A
die Ehefrau, die Ehefrauen
13
Q
de relatie
A
die Beziehung, die Beziehungen
14
Q
de stemming
A
die Stimmung, die Stimmungen
15
Q
de tante
A
die Tante, die Tanten
16
Q
de uitnodiging
A
die Einladung, die Einladungen
17
Q
het verjaardagsfeest
A
die Geburtstagfeier, die Geburtstagfeiern
18
Q
de baby
A
das Baby, die Babys
19
Q
het buitenland
A
das Ausland
20
Q
het gezicht
A
das Gesicht, die Gesichter
21
Q
de ontmoeting
A
das Treffen, die Treffen
22
Q
aanbieden
A
anbieten - bot - geboten
23
Q
afgesproken hebben met
A
verabredet sein mit - war - gewesen
24
Q
contacten onderhouden
A
Kontakte pflegen
25
ergens vreemd zijn
irgendwo fremd sein - war - gewesen
26
familie zijn van
verwandt sein mit - war - gewesen
27
geloven in
glauben an
28
het (on)eens zijn
(nicht) einverstanden sein - war - gewesen
29
leren kennen
kennenlernen
30
liegen
lügen - log - gelogen
31
meebrengen, meenemen
etwas mitbringen - brachte - gebracht
32
met elkaar spreken over
sich unterhalten über - unterhielt - unterhalten
33
ontmoeten
treffen - traf - getroffen
34
overtuigen
überzeugen
35
reageren
reagieren
36
ruziën
sich streiten - stritt - gestritten
37
samenwonen
zusammenleben
38
scheiden, uit elkaar gaan
sich trennen
39
schenken
schenken
40
trouwen
heiraten
41
actief
aktiv
42
als laatste
letztens
43
als, indien
wenn
44
Amerikaans
amerikanisch
45
Australisch
australisch
46
Aziatisch
asiatisch
47
bekend
bekannt
48
beleefd
höflich
49
blond
blond
50
bovendien
außerdem
51
dus
also
52
ernstig, serieus
ernst
53
gelukkig
glücklich
54
gescheiden, apart
getrennt
55
garppig
lustig
56
groot, lang
groß
57
hoewel
obwohl
58
laf
feige
59
lui
faul
60
moedig
mutig
61
nerveus
nervös
62
omdat
weil
63
persoonlijk
persönlich
64
slank
schlank
65
sportief
sportlich
66
sympathiek
sympathisch
67
teder, liefdevol
zärtlich
68
tenslotte
schließlich
69
toevallig
zufällig
70
trots
stolz
71
vlijtig
fleisig
72
voortdurend
ständig
73
de sollicitatie
die Bewerbung, die Bewerbungen
74
de vergadering
die Versammlung, die Versammlungen
75
de afspraak
der Termin, die Termine
76
het beroep
der Beruf, die Berufe
77
het briefje
der Zettel, die Zettel
78
het cv
der Lebenslauf, die Lebensläufe
79
de echtgenoot
der Ehemann, die Ehemänner
80
de envelop
der Briefumschlag, die Briefumschläche
81
het familielid
der Verwandte, die Verwandten
82
de gast
der Gast, die Gäste
83
het identiteitsbewijs
der Ausweis, die Ausweise
84
de jongere
der Jugendliche, die Jugendlichen
85
het paspoort
der Reisepass, die Reisepässe
86
de staat
der Staat, die Staaten
87
de staatsburger
der Staatsbürger, die Staatsbürger
88
de vent, de kerel
der Typ, die Typen
89
de vereniging
der Vein, die Vereine
90
de volwassene
der Erwachsene, die Erwachsenen
91
de woonplaats
der Wohnort, die Wohnorte
92
het gesprek, de conversatie
die Unterhaltung, die Unterhaltungen
93
de handtekening
die Unterschrift, die Unterschriften
94
de hoofdstad
die Hauptstadt, die Hauptstädte
95
de jeugd
die Jugend
96
de regio
die Region, die Regionen
97
het document
das Dokument, die Dokumente
98
het gesprek
das Gepräch, die Gespräche
99
het lid
das Mitglied, die Mitglieder
100
het team
das Team, die Teams
101
aanvragen
beantragen
102
beledigen
beleidigen
103
deelnemen
teilnehmen - nahm - genommen
104
discussiëren met ... over
diskutieren mit ... über
105
groeien
wachsem - wuchs - gewachsen
106
langskomen bij
vorbeikommen - kam - gekommen
107
met 'je' aanspreken
duzen
108
met 'u' aanspreken
siezen
109
noemen
nennen - nannte - genannt
110
van mening zijn
der Meinung sein - war - gewesen
111
vetrouwen
vertrauen
112
verwachten
erwarten
113
Afrikaans
afrikanisch
114
buiten
außerhalb
115
desondanks
trotzdem
116
donker
dunkel
117
Europees
europäisch
118
licht
hell
119
nadat
nachdem
120
nieuwsgierig
neugierig
121
of (als voegwoord)
ob
122
of (bij keuze)
oder
123
samen
zusammen
124
samen, gemeenschappelijk
gemeinsam
125
ten eerste
erstens
126
terwijl
während
127
toen
als
128
volgens mij
meiner Meinung nach
129
want, dan
denn
130
zelfs
sogar
