Les 1 Flashcards
(76 cards)
1
Q
Oud, antiek
A
قَديم
2
Q
Kast
A
خِزانة
3
Q
Luchthaven
A
مَطار
4
Q
Badkamers
A
حَمّامات
5
Q
Telefoon
A
هاتِف
6
Q
Afspraak
A
مَوعِد
7
Q
Een vliegtuig
A
طائرة
8
Q
Nieuw
A
جَديد
9
Q
De weg
A
الطريق
10
Q
Lekker
A
لَذيذ
11
Q
Lekkere kip
A
دَجاجة لَذيذة
12
Q
Auto
A
سَيّارة
13
Q
Jouw koffer
A
حَقيبَتَك
14
Q
Hoe
A
كيف
15
Q
(er is) daar
A
هناك
16
Q
Echtgenote
A
زوجة
17
Q
Naast
A
بجانب
18
Q
Dank u
A
شُكراً
19
Q
Krant
A
جريدة
20
Q
De kamer
A
الغُرفة
21
Q
Sleutel
A
مِفْتاح
22
Q
Regen
A
مَطَر
23
Q
Tot ziens
A
إلى ليق
مع سلامة
24
Q
Hoe gaat het?
A
كل شي لاباس؟
كيف الحال؟
25
Hallo
أهلاً
أهلاً و سهلاً
السلام عليكم
مرهباً
26
Spreek
تَكَلَّم
27
Lees
اِقرأ
28
Schrijf
أُكتُب
29
Open
اِفتَح
30
Ga zitten
اِجلِس
31
Luister
اِستَمِع
32
Kijk
أُنظُر
33
Bekijk
شاهِد / أُنظُر إلى
34
Pas op!
اِنتَبِح
35
Les/lessen
دَرس/دُروس
36
Woord/woorden
كلمة/كلمات
37
Letter/letters
حَرف/حُروف
38
Zin/zinnen
جملة/جُمَل
39
Op pagina
على الصفحة
40
Mohammed Ben jij van Marokko?
يا مُحمّد، هل أنتَ من المغرب؟
41
Dokter
طَبيب
42
Waar zijn Amina en Samira en Mahmoud? Ze zijn in de tuin.
أين أَمينة وَسَميرة وَمَحمود؟ هم في الحديقة.
43
Syrië
سوريا
44
Maar
ولكن
45
Maar wij
وَلكِنَّنا
46
Wij zijn van Syrië, maar wij wonen hier in België.
نحن مِن سوريا، وَلكِنَّنا نَسكُن هنا في بَلجيكا.
47
Ster
نَجْمَة
48
Nadjma, ben jij verpleegkundige in dit ziekenhuis?
يا نجمة، هل أنتِ مُمرّضة في هذا المُستشفى؟
49
Nu
الآن
50
Station
مُحطّة
51
De trein
القِطار
52
Treinstation
محطّة القِطار
53
Is Fatima nu in de luchthaven? Nee zij is in het treinstation.
هل فاطِمة في المَطار؟ لا هي في محطّة القِطار.
54
Zijn pen
قَلَمُهُ
55
Haar auto
سيَّرتُها
56
Tekst/ teksten
نَصّ / نُصوص
57
Pagina/ pagina's
صَفحة/صَفَحات
58
Schoolbord
سَبورة
59
Oefening/oefeningen
تمرين/تمارين
60
Onderwerp/onderwerpen
مَوضُوع مَواضيع
61
Vraag vragen
سؤال / أسئلة
62
Klas(lokaal)/klaslokalen
صَفّ/صُفوف
63
Antwoord/ antwoorden
إجابة/ إجابات
64
Papier / papieren
ورقة / أوراق
65
Dialoog
حِوار
66
Ik hou van
أُحِبّ
67
Huistaak/huistaken
واجِب / واجِبات
68
Bijvoorbeeld
مَثَلاً
69
Belangrijk m/v
مُهِمّ مُهِمّة
70
Moeilijk m/v
صَعب صَعبة
71
De krant is onder de stoel.
الجريدة تحت الكرسيّ.
72
Er is een hond in de kamer.
هناك كلب في الغرفة.
73
Er is geen school in deze stad.
ليس هناك مدرّسة في هذي المدينة.
74
Is jouw (mannelijk) huis groot?
هل بيتكَ كبير؟
75
Dit is Zayn's tas.
هذه هي حقيبة زين.
76
Waar is mijn moeder? Ze is in de bank.
أين أمٌي؟ هي في البنك.
