Les 1 & 2 Flashcards
(41 cards)
Psychologie (niet hedendaags)
Wetenschap die probeert te begrijpen wat er schuilt achter het denken en doen van de mens (psyche, logos = zielkunde/ wetenschap van de geest)
mind-body problem
onderscheid geest- lichaam, rol van vrije wil
dualisme
geest staat apart van lichaam (Decartes) interactie in PIJNAPPELKLIER (centraal gelegen, niet gelateraliseerd)
Monisme
geest en lichaam zij geen twee afzonderlijke entiteiten, maar twee aspecten van 1 entoteit
materialisme (twee onderscheiden)
1e versie van Monisme:
- ontologisch: alleen het fysische bestaat echt. (= materialisme)
- epistemologische: alleen het fysische kunnen we wetenschappelijk bestuderen (= reductionisme)
Idealisme
2e versie van het monisme:
- epistemologische: we kennen de werkelijkheid enkel via het zintuigelijke en ons eigen denken
- ontologisch: alles in de natuur heeft een ziel (=panpsychisme)
solipsisme
De filosofische opvatting dat alleen het eigen bewustzijn zeker bestaat en dat de buitenwereld niet met zekerheid als onafhankelijk bestaand kan worden bevestigd. (behoort tot het epistemologische van het idealistische van het monisme)
psychofysica
de exacte wetenschap van de functionele relatie tussen lichaam en geest.
Psychologie (hedendaags)
de wetenschap van het gedrag en de factoren die dit beïnvloeden
gedragsdeterminanten
factoren die het gedrag beïnvloeden
black box
de verborgen gedragsdeterminanten
inktvlekkentest
als persoonlijkheidstest: persoon projecteert elementen van zijn persoonlijkheid in zijn antwoorden (wat hij/zij ziet in de inktvlek), elke betekenis in een betekenisloze prikkel moet komen van de persoon zelf.
van rosasch
nomotitisch
Algemene wetten (universeel hetzelfde)
idiografisch
specifieke factoren (voor iedereen verschillend)
pareidolia
De neiging van de hersenen om herkenbare vormen, zoals gezichten of objecten, te zien in willekeurige of vage stimuli, zoals wolken, schaduwen of ruis. (of inktvlekken test)
Occam’s razor
zo weinig mogelijk factoren, zo eenvoudig mogelijk
verklaren (erklären)
inzicht geven in waarom en hoe: natuurwetenschappen zijn gericht op verklaren
begrijpen (verstehen)
diepgaand inzicht krijgen in de betekenis of intenties achter een verschijnsel: menswetenschappen zijn gericht op het begrijpen v/d mens
domein 1: methodenleer
Het fundament van de psychologie waarop de overige vier basisdomeinen rusten; hier wordt immers aangegeven hoe de psychologische fenomenen wetenschappelijk onderzocht moeten worden (subdomeinen: normanief vs descriptief en testpsychologie)
Domein 2: de functieleer
De studie van de algemeen-menselijke functies of
capaciteiten, zoals waarneming, denken, taal, leren, emotie, … (subdomeinen: persoonlijkheidstheorieën (vaak: typologieën)
psychologie van de begaafdheden en vaardigheden
psychopathologie)
Domein 3: de persoonlijkheidsleer
de studie van datgene waarin het individu uniek is en zich onderscheidt van anderen, de individuele persoonlijkheid, zowel normaal als abnormaal (subdomeinen: persoonlijkheidstheorieën (vaak: typologieën)
psychologie van de begaafdheden en vaardigheden
psychopathologie)
Domein 4: de ontwikkelingsleer
de studie van de ontwikkeling van de mens, van geboorte tot dood, in al zijn aspecten (functies, persoonlijkheid, gedrag) (subdomeinden: kind en jeugd, verder onderverdeeld in: de prenatale fase, de eerste twee levensjaren, de peuter- en kleuterleeftijd, het schoolgaande kind en de puberteit
volwassenheid
ouderdom)
Domein 5: gedragsleer
de studie van de gehele mens in zijn wisselwerking met de omgeving (fysisch en sociaal) (subdomeinen: persoon als deel van de situatie
persoon in relatie tot anderen
persoon en groeperingen
persoon en communicatie)
rationalisme
alle kennis komt voort uit het verstand (het denken, de ratio)