Les 17 : Vaste voorzetsels, belangrijkste combinaties Flashcards

(48 cards)

1
Q

zich amuseren …

A

met

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

praten …

A

met

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Eindigen

A

met

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Rekenen

A

op

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Schrijven

A

naar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

je ogen sluiten

A

voor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

zich het hoofd breken

A

over

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Gek zijn

A

Op/van

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Streven

A

naar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Als de dood zijn

A

voor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Denken

A

aan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Blij zijn

A

met

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Houden

A

van

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Dol zijn

A

op

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Deelnemen

A

aan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wachten

A

op

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Akkoord zijn

A

met

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

bestand zijn

A

tegen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

De aandacht vestigen

A

op

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Afkerig zijn

21
Q

Lak hebben

22
Q

Op je hoede zijn

23
Q

Een beroep doen

24
Q

Deel uitmaken

25
Medelijden hebben
met
26
Mengen
met
27
veroordelen
tot
28
Klagen
over
29
Zorgen
voor
30
Verlangen
naar
31
Verrassen
met
32
Interesseren
in/voor
33
Zich verdiepen
in
34
Op de hoogte zijn
van
35
benieuwd zijn
naar
36
vat hebben
op
37
Beginnen
met
38
Bezorgd zijn
over/om
39
Tevreden zijn
met
40
Uitkijken
naar
41
Recht hebben
op
42
Onder de indruk zijn
van
43
Baat hebben
bij
44
Protesteren
tegen
45
Aanleg hebben
voor
46
feliciteren
met
47
Zich bekommeren
om
48
Zuinig zijn
met