Les 17: voorzetsels in een zin onderzoeken Flashcards

(35 cards)

1
Q

Je ogen sluiten voor iets

A

doen alsof iets er niet is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Zich het hoofd breken over iets

A

een antwoord proberen te vinden op een moeilijke vraag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Paf staan van iets

A

verbijsterd, verrast, verwonderd zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

gek zijn op iets

A

ergens heel erg van houden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

op de hoogte zijn van iets

A

iets weten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

bestand zijn tegen iets

A

kunnen standhouden tegen iets, er tegen opgewassen zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

vat hebben op iets

A

invloed hebben

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

afkerig zijn van iets

A

een afkeer hebben van iets , iets niet graag hebben

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

lak hebben aan iets

A

het zich niet aantrekken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

op je hoede zijn voor iets

A

waakzaam zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

een beroep doen op iemand

A

de steun, hulp van iemand inroepen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

deel uitmaken van

A

onderdeel zijn van

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

veroordeeld worden tot

A

schuldig bevonden worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

lijden onder

A

pijn en ellende hebben door een situatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

lijden aan

A

iets ergs ondervinden door ziekte/een gebrek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

passen bij

A

matchen, samengaan

17
Q

passen op

A

babysitten, oppassen op iemand

18
Q

een poging tot

A

iets proberen: een poging tot moord

19
Q

een poging om

A

proberen om iets te bereiken: een poging om iemand te vermoorden

20
Q

slagen voor

A

voldoende halen op een examen

21
Q

(in je opzet, erin) slagen om

A

iets behalen, bereiken

22
Q

wijzen naar

A

met je vinger wijzen

23
Q

wijzen op

A

aantonen, duiden

24
Q

terugkomen op iets

A

herhalen, herzien

25
verschillen met
2 dingen, pers. vergelijken
26
uitkijken naar
verlangen naar
27
verschillen in
in een bepaald opzicht niet hetzelfde zijn
28
uitkijken voor
oppassen, opletten, voorzicht zijn
29
tevreden zijn met iets
tevreden met het resultaat, niet meer verlangen
30
tevreden zijn over iets
tevreden over de manier hoe het verliep
31
medeplichtig zijn aan
bewust meewerken, op de hoogte zijn van een misdrijf
32
recht hebben op
iets verdienen
33
onder de indruk zijn van
verbaasd, verwonderd zijn
34
baat hebben bij
voordeel hebben van iets
35
streven naar
iets als doel stellen