les 18 - les 23 Flashcards

(57 cards)

1
Q

vertel wat meer over de romantiek

A
  • eerste helft 19de eeuw
  • maakt werkelijkheid mooier dan het eigenlijk is
  • verschuilt zich in het verleden
    vb. Guido Gezelle
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

vertel wat meer over het realisme

A
  • tweede helft 19de eeuw
  • ziet de dingen zoals ze werkelijk zijn
  • soms pessimistisch (voorkeur voor het negatieve)
    vb. Virginie Loveling
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

vertel wat meer over het naturalisme

A
  • einde 19de eeuw
  • ras, milieu, moment heel belangrijk
    => afkomst, waar je ben opgegroeid, hoe je bent opgegroeid en tijd
  • werkelijkheid ruw en rauw
    vb. Emile Zola, Cyriel Buysse
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

waarom noemen we het kunststromingen en geen kunststijlen

A
  • er kunnen zaken van afstammen
  • kunnen tegengestelde zijn van elkaar
  • er zijn veel verschillende stromingen tegelijk
  • stromingen blijven bestaan
  • mensen worden meegenomen door stromingen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wat waren belangrijke werken van Cyriel Buysse

A
  • Het recht het van de sterkste
  • Het gezin van Paemel (1902)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wat was de literaire stroming van Cyriel Buysse

A
  • naturalisme, was een uitvloeier van het realisme
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zijn kenmerken van het realisme

A
  • aandacht voor het alledaagse, hoofdrollen voor mensen uit lagere klasse
  • auteur blijft objectief
  • hij/zij-verteller
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

wat zijn kenmerken naturalisme

A
  • auteur is pessimistisch in oordeel over de maatschappij
  • determinisme
    = de mens wordt bepaald door ras, milieu, tijd
  • generatieconflict
    (= generatie komt in opstand tegen andere generatie) is een vaak voorkomend thema
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Vertel wat meer over Paul van Ostaijen

A
  • antwerpenaar
  • mythisch figuur, stierf 32-jarige leeftijd aan tuberculose (ziekte) (1896-1928)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hoe was Paul van Ostaijen zijn visie op poëzie

A
  • dandy
    = bezig met hoe je jezelf profileert (uiterlijk belangrijk)
  • taalkunstenaar
  • introduceerde expressionisme
  • woorden niet in zinnen maar drukte het uit in beelden
  • gedichten zijn ritmisch bijna muziek
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

wat waren Paul van Ostaijen zijn werken-bundels

A
  • het sienjaal
  • music-hall: jeugdwerk over Antwerps nachtleven
  • bezette stad, over Antwerpse oorlogstijd
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

wat betekent ‘avant-garde’

A

‘voorhoed’ verwijst oorspronkelijk naar groepje soldaten dat vooruit op verkenning werd gestuurd

letterlijke betekenis
= voor bescherming

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wie was een belangrijke kunstenaar in het surrealisme + geef kenmerken

A

Dali
- fantasie
- technologie
- boven realistisch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

wie was een belangrijke kunstenaar in het dadaïsme + geef kenmerken

A

Duchamp
- lachen met moraal
- bestaand voorwerp aanpassen tot nieuwe kunstvorm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

wie was een belangrijke kunstenaar in het expressionisme + geef kenmerken

A

Munch
- felle kleuren
- vervormingen
- gevoel uitdrukken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hoe was de visie op kunst bij het expressionisme

A
  • verbinding tusse alle stromingen (revolutionair)
  • gevoelens uiten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

wat waren bekende kunstenaars of groepen bij het expressionisme

A
  • 2de latemse school
  • blauwe ruiter
  • die brücke
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Hoe was de schilderkunst bij het expressionisme

A
  • felle kleuren
  • grote vlakken
  • hevige contrasten
  • overdreven vormingen
  • forse/brede figuren
  • vlaamse platteland
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

hoe was de letterkunde in het expressionisme

A

vooral poëzie
- geen metrum
- geen rijm
- geen gelijke zinconstructies
- wel nieuwe associaties
- grafische poëzie
- autonomie van het woord

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Hoe was de film en theater in het expressionisme

A
  • sterke kleuren, vereenvoudigde vormen
  • onnatuurlijke gebaren
  • overdreven maquillage
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

hoe was de visie op kunst bij het dadaïsme

A
  • afrekenen bestaande kunst
  • gevestigde waarden afbreken
  • het onzinnige
  • waardeloze boven de holle woorden
  • burgerlijke moraal uitlachen
  • leugens die beschaving stand houden
  • beschaving = afkeer, doden WOI
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

wat waren bekende kunstenaars/ groepen in het dadaïsme

A
  • Marchel Duchamp
  • Parijs, Zurich, NY, Hannover
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

hoe was de schilderkunst in het dadaïsme

A

‘ready made’
= alledaags
- voorwerp wordt uit verband gehaald en verheven tot kunstwerk

24
Q

Hoe was de visie op kunst bij het surrealisme

A
  • nieuwe wereld opbouwen op oude tradities/ ruïnes
  • tegen de negativiteit van het dadaïsme
  • nieuwe domeinen, menselijke geest verkennen
  • de mens bevrijden van belemmering
  • technologisch denken
  • verbinden met gevoelsleven en fantasie
  • André Breton (belangrijk)
25
Paul van Ostaijen schreef het gedicht over Music Hall. Wat is dit?
'amusementenpaleis' - plaats waar mensen geëntertaind werden (dans, muziek,..) - tijdens bezetting theaters enige plaats om aan realiteit te ontsnappen - paul van Ostaijen vaste klant bij music hall
26
Het gedicht werd in volle oorlog geschreven, hoe merk je dat aan de inhoud (gedicht Paul van Ostaijen)
- vorm van militaire strategie (elektriek spaarzaamheid) => sommige delen van de stad werden bewust in donker gezet. - in de stad was het moedeloos en dood , in music hall was het levendig
27
Gedicht start nadrukkelijk met PLOTS, naarwat zou dat kunnen verwijzen? (gedicht Paul Van Ostaijen)
- in music hall is het donker en plots gaat het licht aan => ook verband me't de oorlog want plots was de oorlog daar
28
voor welk banale wonder zouden mensen in spanning zijn (gedicht Paul van Ostaijen)
- het banale van music hall dat vele toeschouwers genot bezorgt in donkere tijden
29
er wordt een vergelijk gemaakt (eigenlijk metafoor) 'een ballon die barsten gaat' waarnaar verwijt het? (gedicht Paul van Ostaijen)
- Music hall kan tijdens de oorlog op elk moment gebombardeerd worden (barsten), levens van publiek zijn fragiel
30
welke kenmerken van expressionisme herken je in het gedicht (gedicht Paul van Ostaijen)
- geen ritme, geen metrum, geen rekening gehouden zinconstructies - associaties, elektiek spaarzaamheid - spanning en music hall - kring en ballon - barsten - duidelijk voor beeld ritmische typografie => nagedacht over grootte, lettertype, afstand tussen letters, woorden op verschillende manier uitgedrukt
31
Wat is het doel van argumentatieve en opiniërende teksten
- mening geven, idee anders tonen/ weerleggen
32
Vertel wat meer over argumentatieve teksten
- stelling of standpunt wordt ondersteund of weerlegd => gebeurt door middel van feiten en degelijk bewijsmateriaal (vaak formelere stijl)
33
vertel wat meer over opiniërende teksten
- mening of standpunt van de auteur => wordt met argumenten ondersteund maar zijn eerder persoonlijk
34
vertel wat meer over autoriteit van de schrijver
- ga na of de auteur kennis heeft over onderwerp bv. door de functie van hij/zij (dokter, professor, advocaat..) => affiniteit (verbondenheid) bepaalde instituten
35
vertel wat meer over de bron en medium
- kwaliteitskranten of -tijdschriften vaak betrouwbaarder dan een tweet of reactie op een internet forum
36
vertel wat meer over de kwaliteit van argumenten
- auteurs van bv. opiniestukken of columns zullen jou mening proberen te beïnvloedden met argumenten DUS wees kritisch, is de info wel juist?
37
wat zijn de verschillende soorten intervieuwvragen (8)
- open vraag - gesloten vraag - neutrale vraag - directe vraag - indirecte vraag - hoofdvraag - doorvraag - suggestieve vraag
38
Wat is een open vraag
- bijkomende vragen, liggen niet van te voren vast, spelen in op de antwoorden van de geïntervieuwde (lange antwoorden, niet gewoon ja of nee)
39
wat is een gesloten vraag
- peilen naar specifieke informatie, zijn gericht, antwoorden zijn kort vb. Zijn er nog van die voorbeelden?
40
wat is een neutrale vraag
- worden gebruikt om geïnterviewde niet af te schrikken vb. Vond je het een goede of slecht film?
41
wat is een suggestieve vraag
- meestal open vragen, vrij om eigen mening te geven vb. Heb je wel eens gespiekt?
42
wat is een directe vraag
- beginnen met vraagwoord, peilen naar ideeën, meningen opvatten
43
wat is een indirecte vraag
- liggen al vast van tevoren - vormen rode draad doorheen interview - zorgen voor verbinding van het gesprek vb. Werd er in jouw schooltijd vaak gespiekt?
44
wat is een hoofdvraag
- duwen geïnterviewde in bepaalde richtin - vraag gesteld zonder info die erin staat - meestal gesloten vragen
45
wat is een doorvraag
- vraag die zich baseert op vorige antwoorden - duidelijk - eenvoudig - recht op doel af
46
wat is een humaninterest interview
- heel persoonlijk - geïnterviewde staat centraal
47
wat is een confronterend interview
- wil verborgen info over geïnterviewde blootleggen
48
wat is een informatief interview
- doel om objectief en heldere info te verschaffen
49
Wat kan je doen met taal
- communiceren - identiteit mee weergeven
50
geef verschillende voorbeelden die zorgen voor taalvariaties
- afstand tussen perosnen - doel die je hebt met je boodschap - via welke manier geef je de boodschap door (via welk kanaal) - behoor je tot bepaalde groepen - je kan worden buitengesloten (exclusie) of worden toegelaten (inclusie)
51
wat betekent sociolinguïstiek
wetenschap die zich bezighoudt met taal binnen sociale groepen
52
wat betekent evoceren
oproepen, uitbeelden
53
wat betekent nihilisme
de overtuiging dat er geen religieuze of morele waarden bestaan
54
wat betekent voetier
plezier
55
wat betekent controversieel
ingaan tegen het normale, stelt open voor kritiek maar zegt niet dat je het kan accepteren
56
wat betekent pacefistisch
geen geweld gebruiken
57
wat betekent surrealisme
wereld ergens tussen droom en werkelijkheid