les Flashcards

(120 cards)

1
Q

Wat is de tijdspanne van de IJzertijd?

A

800-12 v. Chr.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat markeert het einde van de prehistorie?

A

De komst van Drusus naar Nederland.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn ‘wiggles’ in de context van datering?

A

Variabiliteit in de hoeveelheid c14 isotopen in de atmosfeer.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is een belangrijke techniek voor datering in de IJzertijd?

A

Dendrochronologie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn luren?

A

Gekke toeters soort misthoorn uit Scandinavië.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat kenmerkt de urnenvelden in de vroege IJzertijd?

A

Een combinatie van langbedden, sleutelgaten en heuvels.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is het grootste urnenveld in Nederland?

A

Boshoverheide bij Weert.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat veranderde in de grafpraktijken tijdens de Midden-IJzertijd?

A

De as wordt los in de grond gedaan, in plaats van in urnen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welke rol speelt status in grafrituelen tijdens de IJzertijd?

A

Status begon een rol te spelen met exotische grafgiften.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat zijn de kenmerken van de voedselvoorziening in de IJzertijd?

A

Nadruk op landbouw met cultuurgewassen en gedomesticeerde dieren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn de types huisplattegronden uit de IJzertijd?

A

Type Kleuvenveld, Type Oss-Ussen, Type Den Burg.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn Celtic fields?

A

Systeem van kleine veldjes omgeven door kleine walletjes.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat wijst op kleinschalige conflicten in de IJzertijd?

A

Teruggevonden slingerkogels en speerpunten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zijn de Hallstatt-groepen?

A

Versterkte, hogere nederzettingen uit 800-475 v. Chr.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat kenmerkt een egalitaire samenleving?

A

Relatief gelijke status tussen individuen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is een gelaagde samenleving?

A

Beperkte toegang tot statusposities, met een leider zonder exclusieve macht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat zijn vorstengraven een teken van?

A

Een gelaagde samenleving.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat is de La Tène cultuur?

A

Cultuur die ontstaat na 475 v. Chr. met grote graven van krijgers.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Definieer cultuurlandschap.

A

Een natuurlandschap dat is aangepast door de mens.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat is het Maaskant project?

A

Onderzoek naar vondsten en structuren in een klein gebied sinds 1974.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat zijn de kenmerken van de Late IJzertijd?

A

Sterke veranderingen na 70 n. Chr. en invloed op het mediterrane gebied.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat werd er voornamelijk gevonden uit de steentijd?

A

Vuursteen en klokbeker aardewerk

Klokbeker aardewerk is een type aardewerk dat kenmerkend is voor de neolithische periode.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat werd er uit de bronstijd gevonden?

A

Mal voor bronsbewerking en de eerste huisplattegronden

Deze vondsten geven inzicht in de opkomende nederzettingen en sociale structuren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Hoe werden de huisplattegronden in de IJzertijd verdeeld?

A

Met greppels

Dit duidt op een toenemende structurering van het landschap.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Wat zijn oppida?
Versterkte forten of kleine steden, meestal op een hoogte ## Footnote Dit type nederzetting komt voor in Keltische gebieden.
26
Wat was de belangrijkste heilige boom voor de Kelten?
Eik ## Footnote De Eik werd vaak geassocieerd met goden en offers.
27
Wat is een torque?
Een uit edelmetaal gesmeden halsband of armband, meestal gevlochten en gedraaid ## Footnote De torque was een populair sieraad onder de Kelten.
28
Wat gebeurde er in 378 v. Chr. met de Kelten?
Bijna Rome veroverd, maar verraden door de ganzen ## Footnote Dit is een belangrijke gebeurtenis in de Keltische geschiedenis.
29
Wat waren de belangrijkste redenen voor de Keltische plunderingen?
Zoektocht naar rijkdom en territoriale expansie ## Footnote Deze plunderingen zijn goed gedocumenteerd in de Romeinse geschriften.
30
Wat is de betekenis van SPQR?
Senatus Populusque Romanus, de officiële naam van het Romeinse rijk ## Footnote Dit benadrukt de rol van de senaat en het volk in de Romeinse politiek.
31
Wie was Julius Caesar?
Een consul die Gallië veroverde en schrijver van de Gallische oorlogen ## Footnote Zijn verslagen zijn belangrijke historische bronnen.
32
Wat markeert het begin van de keizertijd?
De moord op Caesar in 44 v. Chr. en de machtsstrijd tussen Marcus Antonius en Octavianus ## Footnote Octavianus werd de eerste keizer Augustus.
33
Wat was de Varusslag?
Een grote nederlaag voor de Romeinen in 9 n. Chr. tegen de Germanen ## Footnote Dit resulteerde in het verlies van drie legioenen en had grote gevolgen voor de Romeinse strategie.
34
Wat was de Bataafse opstand?
Een opstand van de Bataven tegen de Romeinen in 69/70 na Chr. ## Footnote De opstand werd geleid door Julius Civilis.
35
Wat is romanisatie?
Het proces van niet-Romeinse samenlevingen die geleidelijk veranderen door contact met de Romeinen ## Footnote Dit omvat het overnemen van culturele aspecten van de Romeinen.
36
Wat zijn de belangrijkste schriftelijke bronnen uit de Romeinse tijd over Nederland?
* Caesar * Strabo * Plinius de Oudere * Tacitus * Ptolemaios * Cassius Dio ## Footnote Deze bronnen bieden waardevolle inzichten in de geschiedenis en cultuur van de tijd.
37
Wat typeert de Keltische maatschappij?
Centrale leider met een eigen legertje en belasting in de vorm van surplus ## Footnote De sociale hiërarchie was gebaseerd op deze structuren.
38
Wat is de sociale organisatie van de Germaanse maatschappij?
Egalitaire organisatie zonder duidelijke leider, bestaande uit kleine groepjes ## Footnote Dit bemoeilijkt samenwerking en organisatie.
39
Wat zijn de kenmerken van de patroon-client relaties?
Centrale leider (patroon) en gewone mensen (client) die diensten in ruil voor gunsten leveren ## Footnote Dit systeem was belangrijk voor sociale structuren in zowel Keltische als Germaanse samenlevingen.
40
Wat zijn de belangrijkste kenmerken van de patroon-client relaties?
Patroon: centrale leider Client: gewone mensen Cliënten leveren diensten in ruil voor gunst, zoals surplus of vroeg-Romeinse goederen. ## Footnote De patroon-client relatie was een belangrijk sociaal systeem in de Romeinse tijd.
41
Welke stammen zijn bekend uit de Romeinse bronnen?
De stammen zijn bekend door boeken van de Romeinen, in de vorm van verhalen of geografie, zoals het boek Germania. ## Footnote Dit boek beschrijft onder andere het uiterlijk van de Sueben.
42
Wat gebeurde er met de Eduronen rond 50 v. Chr.?
De Eduronen zijn uitgemoord, wat leidde tot een leeg gebied in Nederland. ## Footnote Dit zorgde voor de komst van nieuwe mensen, zoals de Bataven.
43
Wat is de relatie tussen de Cananefaten en de Bataven?
Vroeger werd gedacht dat de Cananefaten een onderstam van de Bataven zijn, maar dit is niet waar. ## Footnote De oorsprong van de Cananefaten is niet volledig duidelijk.
44
Wat zijn de drie typen Romeinse steden?
* Colonia (volledig stadsrecht, alleen Romeinse burgers) * Municipium (beperkt stadsrecht, niet per se Romeinse burgers) * Vicus (plattelandscentrum, geen bijzondere rechten) ## Footnote Voorbeelden zijn Keulen voor colonia en Nijmegen voor municipium.
45
Wat zijn de kenmerken van de bouw van een Romeinse stad?
De stad wordt opgebouwd in een dambordpatroon met standaard elementen zoals een Forum en openbare gebouwen. ## Footnote De eerste greppel wordt gegraven en er is een ritueel voor de zegen van de toekomstige stad.
46
Wat zijn de kenmerken van de Romeinse stad Nijmegen?
Nijmegen kende faseringen zoals Inheemse nederzetting Batavodurum, Oppidum Batavorum, en Ulpia Noviomagus. ## Footnote De stad onderging verschillende periodes van wederopbouw en stadsaanleg.
47
Wat zijn de belangrijkste functies van een Romeinse stad?
* Winkels * Bestuur * Verkeer * Ambacht * Entertainment * Verdediging ## Footnote Deze functies maken een stad tot een centrum van activiteit.
48
Wat zijn de kenmerken van het Romeinse leger?
Het Romeinse leger is zeer geordend en georganiseerd, met soldaten die meestal boeren zijn wanneer ze niet in dienst zijn. ## Footnote De hervormingen door generaal G. Marius maakten het leger toegankelijker voor lagere klassen.
49
Wat zijn de verschillende rangen binnen het Romeinse leger?
* Legioenshoofd: legatus legionis * Kampcommandant: praefectus castrorum * Truibunen * Primus pilus * Centurio * Soldaat: milites ## Footnote Deze rangen geven de hiërarchie binnen het leger aan.
50
Wat zijn de uitrustingen van legionarri en auxillarii?
Legionarri: * Lorica segmentata * Cassis * Gladius * Pugio Auxillarii: * Lorica hamata * Cassis * Spatha * Pugio ## Footnote Deze uitrustingen verschillen tussen de twee groepen soldaten.
51
Wat zijn de belangrijkste kenmerken van de plattelandscentra in de Romeinse tijd?
* Verkeersknooppunt * Religieus centrum * Ambacht centrum * Wegdorp ## Footnote Deze centra waren cruciaal voor handel en lokale economie.
52
Hoe werd de soldij van een Romeinse soldaat geregeld?
Soldaten kregen drie keer per jaar salaris, in totaal 225 denarii per jaar, waarvan 2/3 werd ingehouden voor voedsel, kleding en wapens. ## Footnote Na 20 jaar dienst kregen soldaten ontslagpremie en soms burgerrecht.
53
Wat zijn de drie typen hulptroepen in het Romeinse leger?
* Peditata: te voet * Quingenaria: te paard * Equitata: combinatie ## Footnote Deze hulptroepen hebben verschillende structuren en functies binnen het leger.
54
Wat zijn de kenmerken van de huisvesting van soldaten?
Legioenen zijn gehuisvest in castra en cohorten/alae in castellum, met barakken voor 6-8 man en burgerlijke nederzettingen rondom. ## Footnote In deze nederzettingen waren vaak winkels, kroegen en markten.
55
Wat is de rol van de canabae in Romeinse legerkampen?
Canabae zijn burgerlijke nederzettingen rondom een legioen of Romeins legerkamp. ## Footnote Deze gebieden bevatten voorzieningen zoals winkels en huizen voor soldaten en hun families.
56
Wat zijn de kenmerken van de offensieve en defensieve strategieën van het Romeinse leger?
Offensief: veroveringen tot aan de Elbe, defensief: bescherming tegen Friezen en Germanen. ## Footnote De strategieën omvatten de bouw van forten en militaire nederzettingen.
57
Wat was het offensieve plan van de Romeinen met betrekking tot de Elbe?
Een plan om te veroveren tot aan de Elbe, resulterend in vroege Romeinse forten langs de rivier. ## Footnote Dit leidde tot de Slag om Varus in 9 n. Chr.
58
Wat gebeurde er in 47 n. Chr. met betrekking tot de Friezen?
Men besloot zich terug te trekken uit het gebied van de Friezen en de Limes werd definitief. ## Footnote De Limes werd ook volgebouwd.
59
Wat is de Limes?
Een combinatie van oude Rijn, kromme Rijn en Neder-Rijn, ook bekend als een grensweg. ## Footnote De term 'Limes' werd pas in de 19e eeuw gebruikt.
60
Wat zijn castra en waar was de eerste castra in Nederland?
Castra zijn Romeinse militaire kampen; de eerste in Nijmegen uit 19 v. Chr. ## Footnote Tussen 10 v. Chr. en 70 n. Chr. was er een castellum in plaats van een castra.
61
Wat zijn mini-castella?
Kleinere castella met omheining, meestal voor ruiterij, voor ongeveer 80 man. ## Footnote Voorbeelden zijn gevonden bij Valkenburg en Den Haag.
62
Wat zijn mars- of oefenkampen?
Tijdelijke kampen met een omheining waarbinnen tenten worden opgezet. ## Footnote Een voorbeeld bevindt zich in Nederland in Ermelo.
63
Wat kenmerkt de Laat-Romeinse verdediging?
Diepteverdediging en kleinere legioenen met versterkte nederzettingen in het achterland. ## Footnote Er is ook kustverdediging vanwege Chaukische piraten.
64
Wat zijn de voordelen van het leger?
Goed eten, hygiëne, aanzien, pensioen. ## Footnote Nadelen zijn de kans op overlijden tijdens de strijd.
65
Noem drie soorten bronnen buiten de archeologie.
* Historische bronnen (kaarten) * Antieke schrijvers (Livius, Caesar, Tacitus) * Epigrafische bronnen (inscripties op steen) ## Footnote Iconografische bronnen zoals triomfbogen en munten zijn ook belangrijk.
66
Wat is romanisatie?
De verspreiding van Romeinse cultuur en levensstijl in veroverde gebieden. ## Footnote Dit omvat onder andere architectuur, landbouw en religie.
67
Wat zijn villae?
Grote herenboerderijen met bijgebouwen op het platteland, gericht op productie van overschot. ## Footnote Villae kunnen variëren in uiterlijk en functie afhankelijk van locatie en romanisatiegraad.
68
Wat zijn de twee hoofdtypes villae?
* Villa urbana: Luxe villa voor eigenaar zonder bijgebouwen. * Villa rustica: Primair voor bedrijf met veel bijgebouwen. ## Footnote Een villa kan ook gecombineerd zijn met woongedeeltes.
69
Wat zijn de kenmerken van de binnenkant van een villa?
Witte en oranje grond, mozaïekvloeren, hypocaustverwarming. ## Footnote Tubuli zijn de buizen voor de muurverwarming.
70
Wat was de belangrijkste economische activiteit van een villa?
Akkerbouw, steengroeve, pottenbakkerij en veeteelt. ## Footnote Oogstmachines werden gebruikt voor efficiëntere oogst.
71
Wat zijn de belangrijkste goden in de Romeinse religie?
Jupiter, Juno, Minerva. ## Footnote De Capitolijnse Trias is een belangrijke goddelijke groep.
72
Wat is Interpretatio Romana?
De combinatie van inheemse goden en Romeinse (half)goden. ## Footnote Een voorbeeld is Hercules Magusanus.
73
Wat zijn de kenmerken van de godin Nehalennia?
Godin van de zeevaart en vruchtbaarheid, mogelijk een moedergodin. ## Footnote Beeldjes van moedergoden hebben vaak een 'afro'.
74
Wat betekent de term 'non-villalandschap'?
Niet vruchtbaar land zonder villa’s, alleen kleine boertjes. ## Footnote Hier zijn zelden steenbouw en meer versteende boerderijen te vinden.
75
Wat kenmerkt de landschapsindeling in Romeins gebied?
Het landschap is in percelen verdeeld met rechte lijnen. ## Footnote Dit kan verband houden met belastingheffing en het systeem van actus.
76
Wat zijn de kenmerken van de inheemse religie?
Offers in natte plaatsen, wapenoffers, mensenoffers. ## Footnote Voorbeelden zijn de veenlijken zoals het Meisje van Yde.
77
Wie verhief Caesar als god?
Augustus verhief Caesar als god, vanaf 270 noemde de heersende keizers zich terwijl ze nog leefden ook al god.
78
Wat zijn halfgoden?
Halfgoden zijn half god-half mens, verwekt door een god(in).
79
Geef een voorbeeld van een halfgod.
Hercules.
80
Wat is Interpretatio Romana?
De combinatie van inheemse goden en Romeinse (half)goden in naam.
81
Noem een voorbeeld van een god uit Germania Inferior.
Hercules Magusanus.
82
Noem twee goden die vaak langs de limes zijn gevonden.
* Isis (Egyptisch) * Myrthras (Perzisch)
83
Wat zijn de kenmerken van een heilig bos?
Inheemse vereringsplaatsen met bijzondere bomen, die gewijd kunnen worden aan een god(in).
84
Wat is de cella in Romeinse tempels?
Het heiligste gedeelte waar mensen (naast de priester) niet mogen komen.
85
Wat is een Gallo-Romeinse tempel?
Een tempel die vierkant in vierkant is, vaak met een vierkant tempelterrein.
86
Wat zijn de kenmerken van organisch materiaal in natte contexten?
Geen oxidatie door water, waardoor bot, huid of leer bewaard blijft.
87
Wat is dendrochronologie?
De studie van jaarringen van bomen om een tijdlijn te maken en klimatologische informatie af te leiden.
88
Wat zijn hakhoutbossen?
Bossen waar bomen niet helemaal zijn afgeknipt, waardoor ze snel weer uitgroeien.
89
Wat kan je afleiden uit pollen en zaden?
Informatie over het landschap en de opkomst van nieuwe ingrediënten voor voedsel.
90
Wat werden schoenen van gemaakt?
Leer.
91
Wat is een grafritueel?
De ceremonie en gebruik rondom de begrafenis of crematie van een persoon.
92
Wat gebeurde er in de late IJzertijd met grafvelden?
Er waren urnenvelden met kleine heuveltjes, soms met bijgiften.
93
Wat zijn crematie en inhumatie?
Crematie is het verbranden van een lichaam; inhumatie is het begraven.
94
Wat is een bustumgraf?
Een graf waar een brandstapel op een houten constructie ligt en na verbranding in het graf valt.
95
Wat zijn typische Romeinse grafrituelen?
Crematie met grafgiften zoals voedsel, wapens, en servies.
96
Wat zijn tumuli?
Latijnse term voor grafheuvel.
97
Wat zijn graftorens?
Grafstructuren van 10-15 meter hoog, vaak met beelden in nissen.
98
Wat is een sarcofaag?
Een grafkamer met grafgiften om in de grafkamer te kunnen 'leven.'
99
Wat is de opbouw van terpen?
Vlaknederzettingen op oeverwallen, verhoogd met mest en kleizoden.
100
Wat zijn zodenhuizen?
Houten huizen opgebouwd uit lokale grondstoffen die archeologisch moeilijk te zien zijn.
101
Wat voor economische activiteiten vonden plaats in de kwelders?
Akkerbouw en veeteelt, met handel in graan, hout, en metaal.
102
Wat is excarnatie?
Het laten liggen van lichamen in de buitenlucht voor ontbinding.
103
Wat zijn de kenmerken van de grafrituelen in pleistoceen Nederland?
Bijna geen grafvelden gevonden, losse botten in nederzettingen.
104
Wat is een schuldbekentenis slaaf?
Een slaaf die toebehoorde tot Iulia Secunda en zegt dat hij zijn lening gaat terugbetalen. ## Footnote Er waren drie getuigen bij deze bekentenis.
105
Wat zijn mogelijke verklaringen voor het ontbreken van grafvelden in kwelders?
Excarnatie, graven ver buiten de terpen, crematies zonder urn. ## Footnote Er is nauwelijks informatie en alleen losse botten gevonden in nederzettingen.
106
Welke geografische kenmerken zijn er in Noord-Holland?
Duinen, strandwallen, veen, klei, Oer-IJ estuarium. ## Footnote Het estuarium mondt uit bij Velsen en IJmuiden.
107
Wat typeert de bewoning in de Assendelver Polders tussen 30 vc-30 nc?
Einzelhöfe strandwallen. ## Footnote Dit is een fase van de bewoning in het gebied.
108
Wat zijn de fasen van bewoning in de Assendelver Polders van 30-90 nc?
Uitbreiding tot in kweldergebied. ## Footnote Dit geeft aan dat de nederzettingen zich uitbreidden.
109
Wat gebeurde er met de permanente nederzettingen tussen 90-150 nc?
Verlaten permanente nederzettingen. ## Footnote Dit wijst op een verandering in de bewoning in deze periode.
110
Welke vondsten zijn er uit de eerste eeuw in Velsen?
Veel vondsten uit verlaten forten, meegenomen door omwonenden. ## Footnote Dit toont de interactie tussen de bewoners en de forten.
111
Wat is de betekenis van Velserbroek B6?
Een religieuze plek met bijzondere voorwerpen zoals fibulae, munten en wapens. ## Footnote Dit geeft inzicht in de culturele en religieuze praktijken van de tijd.
112
Wat gebeurde er vanaf het einde van de tweede eeuw in Noord-Holland?
Invallende Germanen en onrust. ## Footnote Dit leidde tot veranderingen in de sociale en politieke structuur.
113
Wat zijn de gevolgen van de invallen van de Chauken?
Zoektocht naar andere manieren van overleven, plunderen, en kustforten ontstaan. ## Footnote Dit wijst op de impact van migraties op de regio.
114
Wat gebeurde er na 235 in het Romeinse Rijk?
Chaos in de vorm van burgeroorlogen en een kroonstrijd. ## Footnote Dit leidde tot een verzwakking van de grenzen.
115
Wat is het Gallische rijk?
Een tijdelijk apart rijk onder leiding van Postumus, die waarschijnlijk een Bataaf was. ## Footnote Het bestond van 260-274 na Chr. en was onafhankelijk van het Romeinse rijk.
116
Wat gebeurde er na 270 met de Nederlandse gebieden?
Nederland lijkt redelijk leeg en steden komen tot een einde. ## Footnote Dit markeert een periode van terugtrekking van Romeinse invloed.
117
Wat is de definitieve datum voor het einde van het Romeinse rijk in Nederland?
450-470 na Chr. ## Footnote Vanaf deze periode verandert de materiële cultuur archeologisch.
118
Noem enkele oorzaken voor het einde van het Romeinse rijk.
* Politieke instabiliteit * Terugtrekking troepen van de grens * Germanen (Franken) * Pestepidemieën * Inflatie * Uitputting grond * Zeespiegelstijging ## Footnote Deze factoren droegen bij aan de val van het rijk.
119
Wat zijn de gevolgen voor de bewoning na de val van het Romeinse rijk?
Minder nederzettingen, maar niet volledig weg. ## Footnote Vooral rondom stedelijke nederzettingen blijft er bewoning bestaan.
120
Wat is de codering voor de Romeinse tijd?
Romeinse getal voor de eeuw en letters voor kwart en helft. ## Footnote Bijvoorbeeld, IIId staat voor het vierde kwart van de derde eeuw.