les 2 Flashcards
(11 cards)
1
Q
waarvan is de membraan doorlaatbaarheid afhankelijk van?
A
polariteit, lading en grootte
2
Q
Welke Membraan Transport eiwitten zijn er?
A
kanaal eiwitten
Transporter
3
Q
welke 3 typen Transporters zijn er?
A
- Uniport
- Symport
- Antiport
4
Q
Welke transport vormen over het membraan zijn passief?
A
- simpele diffusie
- kannaal mediated
- transporter mediated
met conc. gradient mee
5
Q
wanneer heb je actief transport
A
Als iets energie kost - tegen de conc. gradient in
(via transporters)
6
Q
welke 3 type of actief transport zijn er?
A
- gekoppeld transport
- ATP- gedreven pomp
- licht-gedreven pomp
7
Q
wat doen aquaporines ?
A
water sneller transporteren
8
Q
Welke types Transport channels gated door ionen zijn er?
A
- voltage-gated
- ligand-gated (ex en intracellulair)
-Mechanically gated
9
Q
Wat is depolarizatie?
A
shift in membraan potentiaal naar een minder negatieve waarde binnenin
10
Q
wat is het resting potentiaal in Neuronen?
A
-70 mV
11
Q
Wat is de actie potentiaal threshold in neuronen?
A
-55 mV