Les 2 Flashcards

1
Q

Continue cellijn uit een primaire (transformatie ) (immortale cellen)

A
Er kan soms spontaan een cel transformeren, 
Kenmerken die veranderen:
Groeisnelheid 
Manier van groei 
Levensduur 
Tumorigeniteit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Tumorigene (neoplastische cellen) continue cellen uit primaire

A
Soms komen eigenschappen van tumorcellen tot expressie bij een pathogene situatie ( regeneratie of wondheling)
Wel tumorcellen
-aneuploidie
-heteroploidie 
Morfologisch kenmerk tumorcellen
Verlies van contactinhibitie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Belang extracellulaire matrox (EM)

A

Voor cellen om te interacteren met hun omgeving zijn de moleculen van het plasma membraan betrokken die kunnen interacteren met moleculen van em

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

EM

A

Complex van eiwitten en andere moleculen die zorgen voor 3D weefselstructuren
Moleculen :
Celfysiologie (migratie en hechting)
Polarisatie , vorm, metabolisme en differentiatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

EM in vivo

A

Cellen in kweek maken eigen EM aan.
Deze componenten hechten aan opp van kweekfles en cellen verzorgen specifieke interacties met substraat door receptoren en celadhesie moleculen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

EM componenten

A
  1. Proteoglycanen
    Langgerekte vezels die bestaan uit een centrale eiwitstructuur die een covalente binding hebben met glycosaminoglycanen wat polysacharride zijn die op zn beurt bestaan uit repeterende disacharride
  2. Collageen
    Is een vezelachtig eiwit wat ontstaat uit bindweefsel als een firoblast
    3 elastische vezels
    Huid, bloedvaten en longen moeten naast sterk ook elastisch zijn. Elastische vezels in EM van deze weefsels zorgen voor rekbaarheid
    4.fibrinoectine
    Eiwitten die een rol spelen bij interactie tussen cellen en componenten van de EM, deze glycoproteine behoort tot de adhesie glycoproteine van het EM en heeft binding domeinen voor verschillende onderdelen van em en voor eiwitten van celmembraan
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Belangrijke componenten in kweekmedia

A

Serumcomponenten
-spoorelementen
-spreadingfactors
Cellen hechten aan substraat
-vitaminen
-groeifactoren
Stoffen die cel aanzetten tot proliferatie
-eiwitten en polypeptiden
Albumine belangrijk voor transporteren van kleine moleculen en metaalionen als cu.
Transferrine is een eiwit dat ijzer opneemt in de cel door receptormediated endocytose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Nadelen serum

A
  1. Fysiologische variabiliteit in serum
    -verschil conc. Etc in serum
  2. Batchvariatie
    - serum in vriezer slechtere kwaliteit
  3. Specificiteit
    -Niet altijd Zelfde groei serum meerdere celkweek, batches reserve laten kunnen fouten ontstaan
  4. Voorradig zijn
    -Soms geen voorraad
  5. Downstream processing
    Verwerken en oogsten van producten
  6. Contaminatie
    Virussen en restproducten in serum
  7. Kosten
  8. Groei inhibitors
    Serum kan naast groeibervorderend ook groeiremmend zijn
  9. Standaardisatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Differentiatie

A
1. Factoren in oplossing 
Fysiologische mediatoren
- vitamine
-cytokines
-steroïdhormonen
-peptide hormonen 
- mineralen
Niet fysiologische mediatoren 
- dmso dimethylsulfoxide (oplosmiddel voor stoffen die niet goed oplosbaar zijn in water)
2. Cel cel interacties 
Homologe en heterologe interacties
3. Matrix cel interacties
-collageen
-matrigel
-laminine
4. Zuurstofspanning
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly