les 2 - recht, deontologie, moraal en ethiek... één pot nat? Flashcards

(12 cards)

1
Q

moraal

A

= een geheel van als vanzelfsprekend beleefde opvattingen over goed en kwaad (Becker)

= opvattingen over goed en kwaad die leven bij een individu of in een groep (Van Lancksweerdt)

= hoe mensen met elkaar en andere levende wezens moeten omgaan + wat ze kunnen verwachten van de anderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

ethiek

A

= studie van de moraal waarbij je gaat reflecteren over de moraal

= goede/slechte handelingen proberen incapsuleren in theorie/principe/maatstaf

= reflecteren over wat je moet doen om een goed mens te zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

deugdethiek (Aristoteles)

A
  • we redeneren vanuit bepaalde kwaliteiten/deugden die een persoon moet hebben om goed te kunnen handelen
  • mensen hebben deugden persoonlijk, maar kunnen ook afhangen van de groep waarin ze zich bevinden
  • deugd is juist middenpunt tussen 2 extremen
    bv: lafheid - moed (deugd) - overmoedig
    –> jurist in openbaar bestuur die weet heeft van wanpraktijken
    • lafheid = niets doen
    • moed = rapporteren
    • overmoed = journalisten erbij halen
  • het midden kan evolueren afhankelijk van de feitelijke situatie

= deugd + praktische wijsheid (inspelen op de situatie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

plichtsethiek (Kant)

A
  • categorische imperatieven
    = regels die algemeen kunnen gelden/voorschriften die onvoorwaardelijk gelden voor eenieder in de samenleving
    = komen neer op goed handelen
  • regel moet intrinsiek niet-contradictorisch en veralgemeenbaar zijn
  • toets om te weten of handelen OK is
    bv: liegen is niet goed
  • altijd als doel behandelen, nooit als middel op zich
    Bv: als je als advocaat cliënten gaat behandelen: zijn mensen, maar je gebruikt het ook voor een stuk als een middel (de persoon die je gaat betalen). Belangrijke hier: gebruiken als middel mag niet het ultieme zijn, altijd blijven beschouwen als mens
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

gevolgethiek

A
  • kijken naar gevolgen van een handeling om te weten wat goed is
  • goed gevolg = goede handeling
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

utilisme

A
  • kijken of handeling bijdraagt tot het grootste geluk voor het grootste aantal mensen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

zorgethiek

A
  • heeft de handeling een positief gevolg voor de medemens?
  • nadruk op onderlinge relaties tussen mensen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

beroepsethiek

A
  • mensen delen dit vanuit een bepaald beroep/een zekere eigenheid
  • gedeelde moraal
  • vaak ongeschreven, maar kan ook geschreven zijn
  • waarden kunnen evolueren
    = discursieve aard (discussies die je voert met je peers)
    bv: vroeger absoluut verbod op reclame in advocatuur
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

discursieve aard van beroepsethiek

A
  • door discussies die je voert met je peers kunnen de waarden evolueren
  • deontologie is een bewegend iets
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

codificatie van beroepsethiek

A
  • in code wordt de onderstroom expliciet gemaakt via regels en waarden
    = codificatie in materiële recht
    = verankert bepaalde waarden/concepten (bv: waardigheid, kiesheid, rechtschapenheid)
  • kan op verschillende manieren: recht, tucht/deontologie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

verhouding tussen moraal, recht en deontologie

A
  • niet zuiver van elkaar te scheiden
  • deontologie heeft invloed op invulling van open normen die juristen dagelijks gebruiken
    bv: aansprakelijkheid van zorgvuldige advocaat
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

dimensies van beroepsmoraal

A
  • deontische dimensie: morele verplichtingen, verantwoordelijkheden en plichten die specifiek verbonden zijn aan een beroep
  • aspirationele dimensie: wetten/codexen geven het minimum dat je moet bereiken om geen slechte advocaat te zijn + maar ook: ambitie om beroep tot hoger niveau te tillen en bij te dragen aan algemeen welzijn
    > aspirationele komt steeds meer op voorgrond: moraal en ethiek zijn hier nooit ver vanaf
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly