Les 2 Sociale ongelijkheid Flashcards Preview

Weken in en aan de wijk > Les 2 Sociale ongelijkheid > Flashcards

Flashcards in Les 2 Sociale ongelijkheid Deck (14)
Loading flashcards...
1
Q

Vormen van sociale ongelijkheid

A
Man en vrouw
Jong en oud
Etnische groeperingen
Seksuele voorkeur
Sociaal economische ongelijkheid
2
Q

Verschillende maatschappijen:

Standenmaatschappij (middeleeuwen)

A

Je afkomst bepaalde de stand waartoe je behoorde

Blijft meestal je hele leven in dezelfde stand

3
Q

Verschillende maatschappijen:

Klassenmaatschappij (Marx)

A

Kapitalisten (die die productiemiddelen in handen hebben)

Proletariers (die bezitten alleen arbeiderskracht)

4
Q

Sociale klasse

A

Bepalend zijn: inkomen, opleiding, beroep, woonomgeving
Arm/rijk/middenklasse
-> ook wel kennismaatschappij

5
Q

Sociale mobiliteit

A

De mogelijkheid om je te verplaatsen van de ene sociale laag naar de andere

6
Q

Sociale ongelijkheid

1) liberale denkwijze

A

Individuele vrijheid, eigen verantwoordelijkheid, gelijk kansen.
Voor de één is dit beter dan voor de ander.

7
Q

Sociale ongelijkheid

2) sociale denkwijze

A

Nadruk op gelijkheid, rechtvaardigheid en solidariteit

Nadruk ligt op eerlijke verdeling goederen

8
Q

Inkomensarmoede

A

Minder dan 60% van het mediaan netto inkomen van de bevolking.

9
Q

Ernstige materiële deprivatie

A

Wanneer iemand slecht scoort op minimaal 4 van de 9 indicatoren die betrekking hebben op achterstallige betalingen, de onmogelijkheid om duurzame consumptiegoederen en de eigen inschatting van de financiële gezinssituatie.

10
Q

Zeer lage werkintensiteit

A

Minder dan 20% van de tijd in het gezin gaat op aan werk.

11
Q

Sociale ongelijkheid bestrijden - Marx

A

Particulier bezit werd afgeschaft en bureaucratie ingevoerd

12
Q

Sociale ongelijkheid bestrijden - Weber

A

Economische verschillen zouden kleiner worden maar de machtsongelijkheid zou vergroot worden.
-> hij vond dat er geen duidelijke grenzen meer waren tussen klassen en dat je niet alles kon terugvoeren op inkomen (positie zoals opleiding en baanniveau telt ook mee)

13
Q

Overheid zorgt voor gelijke kansen door:

A

Studiebeurzen, verhoogd kindergeld, weduwen pensioen, steun aan gehandicapten

14
Q

Mattheus effect

A

Wie meer heeft zal nog meer krijgen