Les 20 Flashcards

(27 cards)

1
Q

Wat is elektrostatische kracht?

A

De kracht die voorwerpen krijgen door ze op te wrijven zodat ze andere voorwerpen kunnen aantrekken of afstoten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is zwaartekracht?

A

De aantrekkingskracht die de aarde uitoefent op voorwerpen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is stuwkracht?

A

De kracht die voorwerpen vooruitduwt doordat er een stof uit het voorwerp stroomt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is spierkracht?

A

De kracht die je met je spieren uitoefent.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is wrijvingskracht?

A

De kracht die ontstaat wanneer twee stoffen tegen elkaar wrijven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is magnetische kracht?

A

De kracht die voorwerpen aantrekt waarin ijzer zit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is veerkracht?

A

De kracht die een voorwerp nodig heeft om in zijn oorspronkelijke staat terug te keren na een elastische vervorming.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is windkracht?

A

De kracht van de wind om voorwerpen vooruit te duwen of tegen te houden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welke krachten worden in het dagelijkse leven gebruikt? Noem er drie.

A
  • Zwaartekracht
  • Wrijvingskracht
  • Spierkracht
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Vul de lege plek in: De kracht die voorwerpen aantrekt waarin ______ zit, is de magnetische kracht.

A

ijzer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Waaruit bestaat de stuwkracht?

A

De kracht die voorwerpen vooruitduwt doordat er een stof uit het voorwerp stroomt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat veroorzaakt de wrijvingskracht?

A

Wanneer twee stoffen tegen elkaar wrijven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Waarvoor is veerkracht nodig?

A

Om in de oorspronkelijke staat terug te keren na een elastische vervorming.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Waar herken je zwaartekracht in het dagelijkse leven?

A

Bijvoorbeeld wanneer voorwerpen naar beneden vallen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Is de stuwkracht een kracht die voorwerpen naar voren duwt?

A

Ja

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Noem een voorbeeld van een situatie waarin je spierkracht gebruikt.

A

Bij het tillen van zware voorwerpen.

17
Q

Wat is de rol van windkracht in de natuur?

A

De kracht van de wind om voorwerpen vooruit te duwen of tegen te houden.

18
Q

Wat is de onderzoeksvraag?

A

Welke invloed heeft een kracht die uitgeoefend wordt op een voorwerp?

19
Q

Wat moet je doen bij de uitvoering van de hypothese?

A

Laat je spierkracht inwerken op het bolletje plasticine.

20
Q

Wat moet je waarnemen tijdens het experiment?

A

Teken de vorm van de plasticine bij de start en na het knijpen.

21
Q

Wat moet je noteren na de waarneming?

A

Noteer twee tips uit het portfolio op p. 12 waaraan je waarneming voldoet.

22
Q

Wat gebeurt er als je een kracht uitoefent op de plasticine?

A

Wanneer ik een kracht uitoefen op de plasticine, dan verandert de vorm.

23
Q

Wat moet je doen bij de uitvoering van de zwaartekracht?

A

Laat de zwaartekracht inwerken op het bolletje plasticine.

24
Q

Wat gebeurt er wanneer de zwaartekracht inwerkt op de plasticine?

A

Wanneer de zwaartekracht inwerkt op de plasticine, verandert de snelheid.

25
Wat veroorzaakt een kracht die op een voorwerp wordt uitgeoefend?
Een kracht veroorzaakt een vorm- of een snelheidsverandering.
26
Wat noemen we een kracht die een snelheidsverandering veroorzaakt?
Een dynamische kracht.
27
Wat noemen we een kracht die een vormverandering veroorzaakt?
Een statische kracht.