les 6 Flashcards Preview

methoden en onderzoek > les 6 > Flashcards

Flashcards in les 6 Deck (42)
Loading flashcards...
1
Q

waar richt het onderzoeksveld zich op?

A

richt zich op de aard of een eigenschap van het probleem, niet op de mate waarin het probleem voorkomt –> menselijke leefwereld

2
Q

innerlijke leefwereld onderzoeken(3)

A
  • geen vooraf geformuleerde vragen/antwoorden
  • onderzoeker moet soms deelnemen aan de werkelijkheid van de onderzochte ( = participerende observatie)
  • geen onderzoeksontwerp
3
Q

3 stromingen in wetenschapsfilosofie

A
  • natuurwetenschappelijke stroming = kwantitatief
  • interpretatieve stroming = kwalitatief
  • kritisch- emancipatorische stroming = combinatie kwantitatief en kwalitatief
4
Q

natuurwetenschappelijke stroming(6)

A
  • positivisme
  • zo objectief mogelijk onderzoek
  • onderzoekssituatie beheersen
  • feiten
  • waarnemingen
  • onderzoeker staat buiten het onderzoek
5
Q

interpretatieve stroming(3)

A
  • interprevitisme
  • uit ervaringen en meningen proberen patronen in handelingen en/of gedrag te vinden
  • interesse in ervaringen/belevingen van personen
6
Q

analyse

A

uit ervaringen en meningen proberen patronen in handelingen en/of gedrag te vinden

7
Q

kritisch emancipatorische stroming

A
  • actieonderzoek/handelingsonderzoek
  • samenleving en onderzoeksresultaten kritisch bekijken
  • emancipatie van groepen mensen; verbeteren van hun positie in de samenleving
8
Q

5 soorten kwalitatief onderzoek

A
  • fenomenologisch onderzoek
  • hermeneutisch onderzoek
  • etnografisch onderzoek
  • groundes theory
  • actie- of handelingsonderzoek
9
Q

fenomenologisch onderzoek

A

beschrijven van de ervaring van mensen ten aanzien van een fenomeen in de werkelijkheid

10
Q

hermeneutisch onderzoek

A

interpretatie in sociaalculturele context

11
Q

etnografisch onderzoek

A

emic view staat centraal

12
Q

emic view

A

manier waarop insiders naar de werkelijkheid kijken

13
Q

etic view

A

manier waarop outsiders naar de werkelijkheid kijken

14
Q

croundes theory(2)

A
  • beschrijven van een theorie op basis van een inductief denkproces
  • bestudeert interactie tussen mensen en gedrag
15
Q

actie of handelingsonderzoek

A

onderzoeker bevordert de emancipatie van de betrokken personen doordat deze personen zelf een veranderingsproces in gang zetten

16
Q

stelling; kwalitatief onderzoek kan niet zonder literatuurstudie beginnen

A

onjuist; kwalitatief onderzoek kan wel zonder literatuurstudie beginnen. onderzoeker gaat op zoek naar literatuur tijdens het onderzoeksproces

17
Q

kwalitatief onderzoek stappen(10)

A
  1. ) onderwerp kiezen
  2. ) globale onderzoeksvraag formuleren
  3. ) doel van het onderzoek formuleren
  4. ) dataverzamelingmethode kiezen
  5. ) dataverzameling; gegevens verzamelen
  6. ) gegevens vastleggen
  7. ) analyseren en literatuur vergelijken
  8. ) evt onderzoeksvraag bijstellen en nieuwe data verzamlen
  9. ) uitkomst formuleren
  10. ) onderzoeksrapport schrijven
18
Q

dataverzamelingstechnieken(3)

A
  • interviews
  • (participerende) observatie
  • documenten
19
Q

interview

A

1 persoon stelt vragen aan 1 of meerdere personen die zich voornamelijk beperken tot het geven van antwoorden

20
Q

3 vormen van interview

A
  • gestandaardiseerde interview
  • vrije attitude interview
  • semi-gestructureerde interview
21
Q

gestandaardiseerde interview

A

gesloten interview, lijst met vragen, wordt in volgorde afgewerkt

22
Q

vrije attitude interview

A

open interview, structuur ligt niet vast. 1 begin vraag om ht onderwerp te bepalen. onderzoeker vraagt door op de thema’s die de informant noemt

23
Q

semi-gestructureerde interview

A

geen vaste structuur. meer dan 1 beginvraag. ruimte voor eigen thema’s

24
Q

focusgroep interview voordeel(aantal mensen tegelijk)

A

interactie tussen de participanten

25
Q

hoe diep ga je in interview in op een bepaald onderwerp (2)

A
  • wordt bepaald door de onderzoeksvraag

- onderzoeker moet zich kunnen verplaatsen in de situatie van de formant

26
Q

benodigdheden interview(5)

A
  • pen en papier
  • geluidsopname-apparatuur
  • aangepast taalgebruik
  • aangepast kledij
  • tijd
27
Q

regels interview

A
  • goede afspraken maken
  • doel moet duidelijk zijn; characteristics
  • niet oordelen
  • geen suggestieve vragen
  • parafraseren op vragen om verduidelijking als je iets niet begrijpt
28
Q

characteristics

A

informant zegt dingen waarvan hij denkt dat ze bij het onderzoek passen

29
Q

observatie

A

kijken naar of deelnemen aan het dagelijkse leven van informanten

30
Q

je kan observeren van (3)

A
  • gedragingen
  • gesprekken
  • reacties op gebeurtenissen
31
Q

observaties + uitleg (4)

A
  • onverhuld; iedereen weet wat de onderzoeker komt doen
  • verhuld; undercover; niemand weet dat er onderzoek gedaan wordt
  • compleet; onderzoeker neemt deel aan dagelijks leven van de informanten
  • passief; onderzoeker is aanwezig en observeert maar participeert niet
32
Q

2 soorten documenten + voorbeelden

A
  • persoonlijke documenten; dagboeken, correspondentine, gedichten
  • algemene documten; archief documenten, dossiers
33
Q

data analyse

A

beschrijvende/ interpreterende analyse van het materiaal–> zoeken naar overeenkomsten/patronen en deze beschrijven in thema’s

34
Q

3 beoordelingen kwantitatief onderzoek

A
  • validiteit
  • betrouwbaarheid
  • objectief
35
Q

vertekening kan door (5)

A
  • demand characteristics
  • verzamelen van de gegevens
  • analyse
  • aanwezigheid van de ander
  • culturele verschillen
36
Q

triangulatie

A

combineren van verschillende onderzoekmogelijkheden

37
Q

4 vormen van triangulatie

A
  • datatriangulatie
  • meervoudige triangulatie
  • tijdstriangulatie
  • triangulatie van methoden
38
Q

4 criteria triangulatie

A
  • geloofwaardigheid van de verkregen gegevens
  • toepassingsmogelijkheid
  • overeenstemming in gegevens
  • neutraliteit
39
Q

geloofwaardigheid van de verkregen gegevens(3)

A
  • dataverzameling totdat het verzadigingspunt is bereikt
  • gebruik maken van 2 of meer verschillende methoden van dataverzameling
  • deelnemerscheck
40
Q

toepassingsmogelijkheid(2)

A
  • mate waarin er overeenstemming is tussen de data en de theorie
  • theorie moet gehanteerd kunnen worden in het empirische veld
41
Q

overeenstemming in gegevens

A

overeenstemming tussen leden van het onderzoeksteam en consistentie tussen verschillende methoden

42
Q

neutraliteit

A

balans tussen betrokkenheid en afstandelijkheid als onderzoeker