Les 8: juridische benadering van integratie Flashcards

1
Q

Europese agenda voor integratie

A
  • integratie door participatie
  • lokaal beleid
  • de landen van origine betrekken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

regularisatie

A

integratie, in het bijzonder door tewerkstelling of schoolgaande kinderen, is bij regularisatie wel gebruikt als criterium voor verblijf. Regularisatie is dus het flexibeler maken van de wet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

nationaliteitsverwerving voorwaarden

A
  • op basis van 5 jaar wettelijk verblijf: kennis van één landstaal, bewijs van maatschappelijke integratie (diploma, beroepsopleiding, inburgeringscursus, vijf jaar werk), bewijs van economische participatie
  • op basis van 5 jaar wettelijk verblijf en 3 jaar huwelijk/ouderschap van Belgisch kind: kennis van één landstaal, bewijs van maatschappelijke integratie (diploma, beroepsopleiding, inburgeringscursus)
  • op basis van 10 jaar wettelijk verblijf: kennis van één van de drie landstalen, bewijs van deelname aan leven van onthaalgemeenschap
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

primair inburgeringsbeleid

A

Dit is VERPLICHT voor alle doelgroepen en houdt in:
• cursus maatschappelijke oriëntatie: kennismaking met de Vlaamse en Belgische samenleving
• basiscursus Nederlands als tweede taal
• loopbaanoriëntatie: begeleiding naar het vinden van werk of studies en het aanbod aan cultuur en vrije tijd
• individuele trajectbegeleiding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

secundair inburgeringsbeleid

A

Is niet verplicht, maar aanvullend en houdt een keuze in om verder te gaan studeren of werken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Gelijkheidsbeginsel

A

Wordt op een positieve manier vertaald in de grondwet (artikel 10) en houdt een gelijke behandeling voor en door de wet in.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

non-discriminatiebeginsel

A

Wordt op een negatieve manier vertaald in de grondwet (artikel 11) en houdt het verbod op discriminatie in. MAAR niet iedere ongelijke behandeling is een discriminatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

directe discriminatie

A

Een ongunstige behandeling in vergelijking met de referentiepersoon.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

indirecte discriminatie

A

Gedrag dat op het eerste zich geen probleem vormt, dat niet meteen wordt gezien als een ongelijke behandeling . Maar toch een benadeling is tav een vergelijkbare groep

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

toetsing van discriminatie

A

a) toetsingsingang: is er sprake van discriminatie op een door het EU-recht verboden grond?
b) rechtvaardigingstoets opdat het onderscheid in behandeling niet in strijd is met het discriminatieverbod

  • doeltoets: onderscheid streeft een legitiem doel na
  • pertinentietoets: de ongelijke behandeling moet geschikt of passend zijn om het doel te bereiken
  • proportionaliteitstoets: evenwichtige verhouding tussen het aangewende middel en het beoogde doel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

positieve actie

A

Een lidstaat wordt niet belet om een maatregeling te handhaven of om voordelen toe te kennen aan een achteropgestelde groep om het hen te vergemakkelijken of om nadelen te voorkomen of te compenseren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly