les substantifs module 3 Flashcards

1
Q

agentschap voor buitenlandse handel

A

ACE, agence pour le commerce extérieur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

een handelsakkoord

A

un accord commercial

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

het sluiten van een handelsakkoord

A

la conclusion d’un accord commercial

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

het ondertekenen van een handelsakkoord

A

la signature d’un accord commercial

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

het verbreken van een handelsakkoord

A

la rupture d’un accord commercial

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

een aankoop

A

un achat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

een koper

A

un acheteur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

een douanier

A

un agent de douane

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

waals agentschap voor export

A

agence wallone à l’exportation (AWEX)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

de handelsbalans

A

la balance commerciale

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

een tolmuur

A

une barrière douanière

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

een behoefte

A

un besoin

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

een primaire behoefte

A

un besoin primaire

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

een secundaire behoefte

A

un besoin secondaire

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

een tertiare behoefte

A

un besoin tertiare

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

een goed, goederen

A

un bien

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

consumptiegoed voor dagelijks gebruik

A

un bien de consommation courant

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

productiegoed

A

un bien de production

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

een overshot

A

un boni

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

mond-aan-mond reclame

A

le bouche-à-oreille

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

een boycott

A

un boycott/ un boycottage

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

het cliënteel

A

la clientèle

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

een handelaar

A

un commerçant

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

de handel

A

le commerce

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
een handel/een zaak
le commerce
26
de buitenlandse handel
le comerce extérieur
27
de groothandel
le commerce de gros
28
de kleinhandel
le commerce en détail
29
een makelaar
un commisionaire
30
de samenstelling
la composition
31
het ontwerpen van een product
conception d'un produit
32
een verpakking
un conditionnement
33
de conjunctuur
la conjoncture
34
leeggoed
une consigne
35
een consument
un consommateur
36
een quota
contingentement
37
een makelaar
un courtier
38
een crisis
une crise
39
de groei
la croissance
40
een nulgroei
la croissance zéro
41
de vervaldatum
la date de péremption
42
de uiterste verkoopdatum
une date de limite de vente
43
een tekort
un déficit
44
een handelsafgevaardigde
un délégué commercial
45
de uitgave
la dépense
46
een kleinhandelaar
un détaillant
47
een verdeler
un distributeur
48
de distributie
la distribution
49
de middelgrote distributie
la distribution moyenne
50
de douane
la douane
51
douanenrechten
des droits de douane
52
handelsbetrekkingen
un échange commercial
53
een verpakking
un emballage
54
een embargo
un embargo
55
een overschot
un excédent
56
het uitvoeren (activiteit)
une exportation
57
de export (goederen)
les exportations
58
de vervaardiging van een product
la fabrication d'un produit
59
een leverancier
un fournisseur
60
de verspilling
le gaspillage
61
de grootdistributie
la grande distribution
62
een warenhuis
une grande surface
63
een groothandelaar
un grossiste
64
het invoeren (activiteit)
une importation
65
de import (goederen)
les importations
66
een industriel
un industriel an owner or an employee in a high position in industry a powerful businessperson who owns or controls large industrial companies or factories.
67
de inflatie
l'inflation
68
een tussenpersoon
un intermédiaire
69
de liberalisering
la libéralisation
70
de liberalisering van een markt
la libéralisation d'un marché
71
de vrijhandel
le libre-échange
72
de wet van vraag en aanbod
la loi d'offre et de la demande
73
een winkel
un magasin
74
een magazijnier
un magasinier
75
een tekort
un mali
76
een handelaar
un marchand
77
waren/goederen
une marchandise
78
een markt
un marché
79
een groeimarkt
un marché porteur
80
een verzadigde markt
un marché saturé
81
een niet-tarifaire maatregel
une mesure non-tarifaire
82
een protectionistische maatregel
une mesure protectionniste
83
een tarifaire maatregel
une mesure tarifaire
84
een merk
une marque
85
een merkproduct
un produit de marque
86
een huismerk
une marque de distributeur
87
het te koop aanbieden
la mise en vente
88
de OESO organisatie voor economische samenwerking en ontwikkeling
l'OCDE organisation de coopération et de développement économique
89
een toekenning
l'octroi (een patent)
90
OPEC-landen
organisation des pays exportateurs de pétrole
91
een handelsverrichting
une opération commerciale
92
het doordringen
la pénétration
93
een periode van laagconjunctuur
une periode de basse conjoncture
94
een periode van hoogconjunctuur
une période de haute conjoncture
95
de kleinhandel
le petit commerce
96
promotiecampagne op plaats van verkoop
PLV, promotion sur lieu de vente
97
een verkoopspunt
un point de vente
98
een positionering
un positionnement
99
de koopkracht
le pouvoir d'achat
100
een prijs
un prix
101
een voordelige prijs
un prix avantageux
102
een lage prijs
un prix bas
103
de kostprijs
le prix de reveint
104
de verkoopprijs
le prix de vente
105
een spotprijs
un prix dérisoire
106
een hoge prijs
un prix élévé
107
een maximumprijs
un prix plafond
108
een bodemprijs/minimumprijs
un prix plancher
109
een product
un produit
110
een wit product (merkloos, generiek, goedkoop)
un produit blanc
111
een goedkoop product
un produit bon marché
112
een promotor
un promoteur
113
het protectionisme
le protectionnisme
114
een reclameadviseur
un publicitaire
115
een quota
un quota
116
de prijs-kwaliteitverhouding
le rapport qualité/prix
117
een recessie
une récession
118
het (economisch) herstel
le redressement / la relance/la reprise
119
een handelsakkoord
une relation commerciale
120
een handelsvertegenwoordiger
un représentant de commerce
121
de dienst na verkoop
SAV, service après-vente
122
het saldo
le solde
123
de solden/aanbieding/uitverkoop
les soldes
124
een stock/een voorraad
un stock
125
een subsidie
un subside/ une subvention
126
een supermarkt
un supermarché
127
een overshot
un surplus
128
de inflatiegraad
le taux d'inflation
129
een belasting
une taxe
130
een handelsverrichting
une transaction commerciale
131
heffingen inbegrepen
TTC, toutes taxes comprises
132
de BTW
la TVA, taxe sure la valeur ajoutée
133
een verkoper
un vendeur
134
de verkoop
la vente
135
een leeggoed
une vidage
136
postorderverkoop
VPC, vente par correspondance
137
in bulk, los
en vrac, un produit en vrac