les week 1 Flashcards
(43 cards)
De twee systemen
systeem 1: automatisch systeem
systeem 2: reflectief systeem
systeem 1 automatisch
ongecontroleerd
moeiteloos
associatief
snel
instinctief
gebaseerd op ervaring
Voorbeeld:
bukken als er iets op je af komt
glimlachen
systeem 2 reflectief
gecontroleerd
moeizaam
deductief
langzaam
bewust
kost meer energie dan systeem 1
zelfcontrole
voorbeeld:
rekensom
wat is een heuristiek (vuistregel)
dat zorgt ervoor dat keuzes makkelijker worden. Systeem 1 word vooral gebruikt. Voorbeeld: je wil wijn kopen maar weet niet welke, duurder zal dus beter zijn omdat de prijs kwaliteit hoger moet liggen.
De drie soorten heuristiek zijn?
Verankering
beschikbaarheid
representativiteit
verankering is?
de invloed van getallen op onze perceptie van het getal dat daarna word getoond, het kan ook zijn dat je een voorbeeld gebruikt waar je al meer informatie van hebt en je schatting hier op aan te passen. Bijvoorbeeld Zijn er meer of minder dan 400 wassen beelden bij Madame Tussauds in Amsterdam? Vervolgvraag Hoeveel wassen beelden zijn er bij Madame Tussauds in Amsterdam?
beschikbaarheid is?
onze beslissingen hangen af van het gemak dat voorbeelden opkomen. banger zijn voor haaien dan een selfie maken. Wat komt er meer voor in Amerika, moorden of zelfmoorden door wapengebruik. Je zou moorden zeggen wegens dat daar veel meer voorbeelden van zijn. Na een aardbeving stijgen de verzekeringen voor aardbevingen erg, na een lange tijd als er geen recente herinneren zijn daalt dit weer.
representativiteit is?
een beslissing word genomen door de huidige situatie te vergelijken met het meest representatieve stereotype. Een feminist werkt in een bank of een feminist werkt in een bank en is aanwezig bij protesten. heuristiek
willekeurigheid is?
alles kan willekeurig zijn, is de vuistregel. je bent geneigd om een patroon te herkennen en hieraan iets in te vullen terwijl je het niet weet.
irreëel optimisme
jezelf hoger schatten dan eigenlijk waar is, iedereen denkt een goede bestuurder te zijn. Ook onderschatten hoe veel kans je hebt om ziek te worden. Voorbeeld: vraag pasgetrouwden hoe groot de kans is dat ze gaan scheiden. Veel mensen denken bewust na over wat ze doen als ze de lotto winnen.
wat is de prospect theorie? en van welke drie kenmerken gaat deze uit?
je gevoel kan beïnvloed worden door, afkeer voor verlies, verminderde gevoeligheid en adaptatie niveau. mensen vinden het over het algemeen lastig om afstand te doen van objecten, ze willen het niet verliezen. Als je het object niet hebt dan heb je geen waarde bij het object en mis je het object niet.
adaptatie niveau
je gevoel tegenover iets ten opzichte van je referentiepunt. Dit wordt automatisch bepaald
verminderde gevoeligheid
Hoe meer schulden, hoe minder het uitmaakt dat er dan nog iets bij komt. de meerwaarde van iets wordt minder omdat je er al veel of weinig van hebt
afkeer voor verlies
verlies telt zwaarder dan winst
dubbele winst maken om het verlies gevoel weg te laten gaan.
status quo
gemakzucht en niet te veel willen nadenken over situaties, automatisch een abbonoment verlengen voor je telefoon.
waarom kiezen mensen de status quo?
gedachteloosheid, een optie die als normaal word aangeven is het veiligst. en onoplettendheid, ach wat maakt het ook uit
inkaderen/ framing
een boodschap aantrekkelijk maken door de juiste woorden te gebruiken. dat kan door geruststellend te kaderen en alarmerend te kaderen.
voorbeeld: 1 op de 5 gaat dood aan deze operatie of in de laatste vijf jaar zijn er vijftig mensen dood gegaan
warm koud empathie kloof
afhankelijk van de verleiding het korte termijndoel zal meer geactiveerd worden dan het langetermijndoel. Voorbeeld: er staat een bakje chips, je wil gezond zijn maar het korte termijndoel is het eten van het bakje chips, wegens dat het voor je neus staat dus warmer is het verleidelijker is om het te eten.
zelfbeheersingsstrategie
externe factoren inzetten om tot het langetermijndoel te komen, zoals je pinpas invriezen. of een rijdende klok die je achterna moet zitten om het uit te zetten.
mentaalboekhouden is?
een zelfbeheersingsstrategie om inkomsten en uitgaven te beoordelen, reguleren en verwerken. uitgaven in verschillende potjes zetten.
geldpiramide
een bepaalde hiërarchie waar geld naartoe gaat, deze potjes zullen mensen niet snel gebruiken.
1. pensioen
2. waarde huis
3. Beleggingen
4. spaarrekening
5. betaalrekening
6. portemonnee
latte effect?
kleine bedragen worden genegeerd, een dure Starbucks is toch maar 5 euro.
creditcard effect
geld word uitgegeven wat ze zelf nog niet tot hun beschikking hebben
twee verschillende sociale invloeden
normatieve sociale invloed
informatieve sociale invloed