LES4 Flashcards
(38 cards)
1
Q
Basiskleuren mengen op 2 manieren
A
- Additief R+G+B = wit
- Substractief C-M-Y = wit
2
Q
Additieve kleurmenging
A
- Optellend mengsysteem
- Wit ontstaat door al het licht op te tellen
-> bv. beeldscherm en projectoren
3
Q
Primaire kleuren
A
- Rood
- Groen
- Blauw
4
Q
Secundaire kleuren
A
- Magenta (rood+blauw)
- Cyaan (groen+blauw)
- Geel (groen+rood)
5
Q
Substractief kleurmenging
A
- Aftrekkende mengsysteem
- Hoe meer inkt, hoe minder kleur
-> optellen van kleuren = zwart - vb. -> print
- (cyaan + geel + magenta = bruin –> k = dieper zwart)
6
Q
Kleurmodel
A
- Beschrijft kleuren die we waarnemen
- Kleuren waarmee we werken in digitale afbeeldingen
7
Q
Kleurruimte
A
- Een variant van een kleurmodel
- Heeft een specifiek gamma
8
Q
XYZ-model
A
- Vastgelegd door CIE -> Commission International de l’Erclairage
-> Driedimensionaal model
-> alle kleuren die mensen kunnen waarnemen (menselijk netvlies als vertrekpunt)
9
Q
Kleuren gekoppeld aan XYZ-model
A
- X-as -> rood
- Y-as -> groen
- Z-as -> blauw
- Y -> helderheid
- E -> achromatisch punt
10
Q
HSB-model
A
- 3 basiskenmerken van kleur:
-> Kleurtoon (HUE)
-> Verzadiging (Saturation)
-> Helderheid (Brightness) - Gebaseerd op menselijke waarneming kleur
11
Q
Kleurtoon (HUE)
A
- Kleur die wordt gereflecteerd of doorgelaten door een object
- Welke kleur we waarnemen
- Kleurtoon wordt gemeten als plaats op standaard kleurenschijf
- Wordt uitgedrukt in graden
12
Q
Verzadiging (Saturation)
A
- De sterke of zuiverheid van de kleur (chroma)
- Verzadiging = percentage grijs in verhouding tot kleurtoon
- Maat voor de zuiverheid van een kleur
- Hoge verzadiging = levendig, fel, helder
- Lage verzadiging = gedekt, grauw, flets
13
Q
Helderheid (Brightness)
A
- Relatieve lichtheid of donkerheid van een kleur
- Gemeten als percentage van 0% (zwart) tot 100% (wit)
14
Q
CMYK druk methode
A
- Meest gebruikte methode
= QUADRI (4kleurendruk = 4c) - Basiskleuren = proceskleuren
15
Q
Halftoon (raster)
A
- Weergave van tint aan de hand van puntjes
- Grootte van de puntjes van elke kleur bepalen tint
- Kleuren op beeldscherm ≠ gedrukte kleuren
16
Q
Rich Black
A
- Zwarte vlakken voller maken door bepaalde percentage CMY te gebruiken
-> beter dekkend
17
Q
Designer Black
A
- CMY = 0%
- K = 100%
-> minder dekkend
18
Q
Kleurendruk
A
- Drukwerk in kleur -> herhaald bedrukken van papier met verschillende kleuren inkt
- Rasterpunten naast of gedeeltelijk op elkaar
- Door intergratie nemen we kleine punten niet afzonderlijk waar
19
Q
Kleurseparatie of kleurscheiding
A
- Splitsen van kleurafbeelding in 4 proceskleuren
- Resultaat = separaties, scheidingen of overlays
- Elke kleurscheiding bevat in het zwart de elementen voor het drukken van een bepaalde kleur
20
Q
Steunkleur
A
- Spotcolor = Accentkleur
-> een kleur de op een drukpers met 1 inkt word vervaardigd
-> vooraf gemengde kleur
-> afzonderlijke drukplaat -> aparte drukgang
21
Q
‘zwart plus steunkleur’
A
- Enkel steunkleur en zwart worden gebruikt
22
Q
Toepassingen voor steunkleur
A
- Economische redenen -> minder drukgangen
- Overeenkomst met zeer exacte kleur -> vaak bij huisstijlen
- Glans laag/spotvernis -> ook te beschouwen als steunkleur -> ook extra aparte drukgang
- Onmogelijkheid van kleur van 4 opbouwkleuren -> metaalinkten, fluokleuren
23
Q
Pantone (PMS)
A
- Pantone Matching System
-> bekendste kleursysteem
24
Q
Doel PMS
A
- Probleem oplossen in grafische industrie -> benoemen en vergelijken van kleur
-> bv. hemelsblauw van klant ≠ hemelsblauw van drukker
25
Wat is PMS?
- Kleurensets voor verschillende papiersoorten en beeldscherm
-> boeken en waaiers
26
Standaarwaaierset
- Alle kleuren (1100+) op 3 verschillende papieren
-> Gestreken glanzend papier
-> Ongestreken paper
-> Mat papier
27
Werking PMS
- Mengkleuren aangeduid met naam of nummer
- Bij elke kleur is aangegeven hoe drukker kleur kan samenstellen uit basisinkten
- Zelfde inkt ziet er anders uit op glanzend papier als op ongestreken papier -> kleur dieper op gestreken papier
28
High-fidelity-kleurendruk
- Waarheidsgetrouwenbeeld -> door extra procesinkt
- Reproduceert groter gebied van kleurenspectrum
- Gamut (kleurbereik) van gedrukte kleuren wordt vergroot
- Mooier -> duurder
29
Hexachroom
- Zeskleurensysteem van Pantone
-> 2 extra kleuren -> Oranje, Groen
30
Heptatone
- Zevenkleurensysteem
-> Geel, Cyaan, Zwart, Rood, Paars, Blauw, Groen
31
Techniek van Multitoon
- Monochrome foto wordt in andere kleur gedrukt over zwart-wit versie van foto
->kleurenfoto / steunkleurfoto ontstaat
32
Multitoon
- Algemene term:
-> Monotoon: ZW-foto in 1 drukgang met andere inkt dan zwart
-> Duotoon = 2 drukgangen
-> Tritoon= 3 drukgangen
-> Quadtoon = 4 drukgangen
33
Duplex
- = zw-foto die bovenop een kleurvlak gebruikt wordt
34
Waarom duotoon?
- Vergroot aantal grijswaarden
- Verfraaien of sfeerschepping
35
Calibreren
- Apparaat naar controleerbare toestand brengen
- Kleuren moeten op zelfde manier weergegeven kunnen worden
36
Profileren
- Afwijking van apparaat bij weergeven van kleuren -> meetbaar
- Verschil met genormaliseerde waarde wordt vastgelegd in profiel
- Het getoonde beeld wordt via de waarden op het profiel gefilterd
- Door middel van targets of meetvakjes op een referentiekaart of op het beeldscherm
- Scanners en camera's hebben invoerprofielen
- Monitor, printer en drukpers hebben uitvoerprofielen
37
Kleurconversie
- Converteren of kleurbewerking
-> omzettingsberekening door CMM-Lab (Colour Management Module) in een CMM
-> het omzetten van de ene naar de andere kleurruimte via CIE-Lab in een CMM
38
Kleurbereik (Gamut)
- RBG -> kan slechts deeltje weergeven van alle kleuren
- CMYK -> kan nog minder weergeven