Lesson 1 Flashcards
(86 cards)
1
Q
La boulangerie
A
De bakker
2
Q
Aujourd’hui
A
Vandaag
3
Q
Travailler
A
Werken
4
Q
Faire des courses
A
Boodschappen doen
5
Q
Se promener
A
Gaan wandelen
6
Q
Doit<devoir
A
Moeten
7
Q
Le matin
A
‘S ochtends
8
Q
La librairie
A
De boekenwinkel
9
Q
Désirer
A
Wensen
10
Q
Une baguette
A
Een stokbrood
11
Q
Bien cuite
A
Goed gebakken
12
Q
Voilà
A
Ziehier
13
Q
Un gâteau
A
Een taart
14
Q
C’est dommage
A
Het is spijtig
15
Q
La monnaie
A
Het kleingeld
16
Q
Je voudrais< vouloir
A
Ik zou graag willen
17
Q
Ça fait
A
Het kost
18
Q
Le vendeur/ la vendeuse
A
De verkoper/ de verkoopster
19
Q
Le client /la cliente
A
De klant
20
Q
Au revoir
A
Tot ziens
21
Q
Quand
A
Wanneer
22
Q
Plaisante
A
Grapje
23
Q
Voyelle
A
Klinker
24
Q
Un Sole
A
Een tong(vis)
25
Manger
Eten
26
Le petit-déjeuner
Het ontbijt
27
Un adulte
Een volwassene
28
Boire
Drinken
29
Un bol de café
Een kop koffie
30
Une tasse de café
Een mok koffie
31
Ajouter
Toevoegen
32
Un peu
Een beetje
33
Souvent
Vaak
34
Depuis quelques années
Sinds enkele jaren
35
Le thé
De thee
36
L'/ une habitude
De/ een gewoonte
37
Plustôt
Eerder
38
Le chocolat chaud
De warme chocomelk
39
Le lait
De melk
40
Les céréales (f)
De granen
41
En général
Over het algemeen
42
Une tranche
Een snede
43
Une biscotte
Een koekje
44
Le beurre
De boter
45
La confiture
De confituur
46
Le miel
De honing
47
Cher/chère
Duur
48
Grossir
Verdikken
49
D'ailleurs
Trouwens
50
Rapporter
Meebrengen
51
Accompagner
Vergezellen
52
Un yaourt
Een yoghurt
53
Le fromage blanc
De platte kaas
54
Le fruit
Het fruit
55
Un jus de fruit
Een fruitsap
56
Salé
Gezouten
57
Un oeuf
Een ei
58
Le bacon
Het spek
59
Prendre Le petit-déjeuner
Ontbijten
60
Avoir faim
Honger hebben
61
Avoir soif
Dorst hebben
62
Commander
Bestellen
63
Être au régime
Op dieet zijn
64
Choisir
Kiezen
65
Déjeuner
Lunchen
66
( le) dîner
(Het) avondeten
67
Le goûter
Het vieruurtje
68
Goûter
Proeven
69
Un aliment
Een voedingsmiddel
70
les repas de la journée
de maaltijden van de dag
71
le matin et le moment du petit-déjeuner
's ochtends is het ontbijttijd
72
le midi, on prend le déjeuner
Tussen de middag lunchen we
73
l'après-midi on prend parfois le goûter
's middags eten we soms een tussendoortje
74
et le soir, c'est le moment du dîner
en 's avonds is het etenstijd
75
une entrée
een voorgerecht
76
la formule à 15 €
de formule aan 15 €
77
un plat (principal)
een hoofdgerecht
78
le dessert
het dessert
79
une boisson
een drankje
80
le steak
de steak
81
la cuisson
de bakwijze
82
le plat du jour
de dagschoter
83
le saumon grillé
de gegrilde zalm
84
le steak frites
steak met frietjes
85
la salade au fromage de chèvre
de salade met geitenkaas
86
une carafe d'eau
een karaf water
