Literatuur week 1 Flashcards
(22 cards)
Waar of niet waar: Kinderen met disabilities hebben een grotere kans om misbruikt te worden
Waar (2-3 times more likely)
Een hoger niveau van disability is geassocieerd met een toename in de kans op seksueel geweld
1 op hoeveel slachtoffers met een disability gaan naar de politie?
1 op 5
Zijn jongens of meisjes met disabilities more likely om misbruikt te worden
jongens
Hoe komt het dat mensen met disabilities vaker misbruikt worden?
Omdat ze het misbruik lastig kunnen voorkomen of aan disclosure doen wanneer het gebeurt.
Waar of niet waar: CWD hebben een grotere kans om fysiek mishandeld te worden dan seksueel
Niet waar
Er is een grotere kans om seksueel mishandeld te worden.
Disclosen CWD meer of minder bij seksueel geweld
Minder
CWD’s may delay or avoid disclosing abuse because they are more likely to be physically and psychologically dependent on their abusers.
Waar of niet waar: CWD were more likely to report being repeatedly victimized, victims of more intrusive abuse, and victims of more incidents involving the use of threats and force than were TD children.
Waar
Hoeveel procent van de mensen delays disclosure into de volwassenheid en de kindertijd?
60-70% volwassenheid
1/3 kindertijd
Wie disclosen meer? seksueel misbruikte jongens of meisjes
Meisjes
Aan wie disclosen jongere en oudere kinderen het meest?
Jongere kinderen: volwassenen
Oudere kinderen: peers
Wie delayen disclosure meer? jongere of oudere kinderen?
Jongere kinderen
Disclosen slachtoffers meer wanneer de dader zich binnen of buiten de familie bevindt?
Buiten
Noem een paar barrieres voor disclosure
- Jonge leeftijd
- Niet ondersteunende ouders
- Schaamte en schuld
- Bekende dader
- Negatieve consequenties voor de dader en familie
- Positieve gevoelens voor de dader
- Self-blame
- Verantwoordelijkheid
- Bedreigingen door de dader
- Tekort aan begrip van de situatie
- Anderen niet tot last willen zijn
- Angst voor de dader
Wat is de meest voorkomende barriere voor disclosure?
Verwachte negatieve uitkomsten voor zichzelf en anderen.
Waar of niet waar: kinderen die disclosure delayen denken vaker dat het misbruik evenveel hun schuld is als dat van de dader
Waar
Noem een paar facilitators voor disclosure
- Veilige omgeving
- Emotionele support
- Contact met de dader
- De informatie niet binnen kunnen houden
- Bang voor aanhoudend misbruik
- Ernaar gevraagd worden
- Geloofd worden
- Direct bewijs van mishandeling
- Dader buiten de familie
- Eenmalige gebeurtenis
- Slachtoffer ouder dan 12 jaar
- Dader is minderjarig
- Ouders wonen samen
Wat is de belangrijkste facilitator voor disclosure?
Gevraagd worden naar het mogelijke misbruik. Vooral als dit wordt gedaan door een vertrouwenspersoon.
Wat is de optimale conditie voor een kind om te disclosen?
Iemand vraagt het kind direct naar de ervaringen en biedt ondersteuning en luistert. De gevoelens van schaamte en schuld en angst voor een negatieve uitkomst moeten zo veel mogelijk verminderd worden.
Wat is het Child Sexual Abuse Accommodation Syndrome (CSAAS)?
Een outline of waarom kinderen die slachtoffer zijn van intrafamiliaal misbruik aarzelen om te disclosen.
Wat zijn de 5 componenten van de CSAAS?
- secrecy
- helplessness
- entrapment and accommodation
- delayed, conflicted and unconvincing disclosures
- retraction of disclosure
Welke twee aspecten kent het model?
- Psychologische gevolgen van misbruik: angst, schuld en accommodatie.
- Consequenties die deze psychologische staten hebben op het gedrag: geheimhouding, ontkenning en herroeping.
Wat is het enige component van de CSAAS met empirische ondersteuning?
delay of disclolsure
