Brainscape's Knowledge GenomeTM

Browse over 1 million classes created by top students, professors, publishers, and experts.


See full index

FRANS I M IV > M4 Phrases Téléphonique - NL - FR > Flashcards

M4 Phrases Téléphonique - NL - FR Flashcards

1
Q

Altijd tot uw dienst

A

Toujours à votre service

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Bel je mij?

A

Tu me donnes un coup de fil? /tu me téléphones?/ tu m’appelles?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Blijf aan de lijn aub.

A

Restez au bout du fil/restez en ligne/ne quittez pas, svp

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Dat is zeer vriendelijk van u

A

C’est très aimable/gentil de votre part

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Dat moet een vergissing zijn!

A

Cela doit être une erreur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

De directeur is afwezig

A

Le directeur est absent

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

De lijn is bezet

A

La ligne est occupée

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

De lijn is sterk gestoord.

A

La ligne est fort brouillée.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

De verbinding is zeer slecht

A

La communication est très mauvaise.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Dhr Mangin zal rond 14u op kantoor zijn

A

Monsieur Mangin sera à son bureau vers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Dhr. Bottin houdt zich niet meer bezig met die dienst.

A

Monsieur Bottin ne s’occupe plus de ce service.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Een beetje geduld, aub

A

Veuillez patienter un instant/un instant svp

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Er zit een storing op de lijn, denk ik.

A

Il y de la friture sur la ligne, je crois

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Graag gedaan

A

Il n’y a pas de quoi/de rien

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Graag gedaan.

A

De rien/il n’y a pas de quoi.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Haak in en bel terug, aub!

A

Raccrochez et rappelez, svp!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Heeft hij uw nummer?

A

Est-ce qu’il a votre numéro ?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Heeft u al nieuws over mijn bestelling ?

A

Avez-vous déjà des nouvelles de ma commande?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Het diensthoofd woont momenteel een congres bij.

A

Le chef de service assiste à un congrès pour le moment.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Het is niet erg.

A

Ce n’est pas grave.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Het nummer is 02-492.76.15

A

Le numéro est le zéro deux, quatre cent quatre-vingt-douze, soixante-seize, quinze

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Het nummer is 09/377.85.16

A

Le numéro est le zéro neuf, trois cent soixante-dix-sept, quatre-vingt-cinq, seize

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Het spijt me

A

Je suis navré/désolé/je regrette

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

heures. 14. U kan hem maar bereiken vanaf morgen

A

Vous ne pouvez l’atteindre qu’à partir de demain.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Hij is altijd bereikbaar.

A

Il est toujours joignable

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Hij is de hele dag afwezig

A

Il est absent toute la journée

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Hij is erg druk bezig

A

Il est très occupé

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Hij is in gesprek.

A

Il est en conversation

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Hij is in het buitenland tot morgen

A

Il est à l’étranger jusqu’à demain

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Hij is in vergadering.

A

Il est en réunion

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Hij is in ziekteverlof

A

Il est en congé de maladie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Hij is net vertrokken

A

Il vient de partir

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Hij is op zakenreis

A

Il est en voyage d’affaires

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Hij mag nu niet gestoord worden

A

Il ne peut être dérangé pour le moment

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Hij neemt de hoorn op.

A

Il décroche

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

Hij weet waarover het gaat

A

Il sait de quoi il s’agit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

Hoort u me nu beter?

A

Vous m’entendez mieux maintenant?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

Ik bel in naam van Mevrouw Cannier.

A

J’appelle au nom de Madame Cannier

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

Ik bel u terug in de loop van de namiddag.

A

Je vous rappelle dans le courant de l’après-midi.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

Ik bel vanwege de directeur

A

J’appelle de la part du directeur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

Ik haak in en bel u onmiddellijk terug.

A

Je raccroche et je vous rappelle tout de suite

42
Q

Ik heb me van nummer vergist.

A

Je me suis trompé de numéro.

43
Q

Ik hoor u zeer slecht!

A

Je vous entends très mal.

44
Q

Ik kan een boodschap aannemen.

A

Je peux prendre un message.

45
Q

Ik kan mijn collega niet vinden.

A

Je ne peux pas trouver mon collègue

46
Q

Ik kan u zijn vervanger doorgeven.

A

Je peux vous passer son remplaçant.

47
Q

Ik laat het hem weten van zodra hij binnenkomt

A

Je lui fais savoir dès qu’il rentre.

48
Q

Ik moet dringend iemand opbellen

A

Je dois appeler qq d’urgence (téléphoner à qq)

49
Q

Ik moet een aantal zaken opzoeken.

A

Je dois faire quelques recherches.

50
Q

Ik neem nota, zegt u maar.

A

Je prends note, dites-moi.

51
Q

Ik verbind u door met de dienst

A

Je vous passe le service

52
Q

Ik werd opgehouden.

A

J’ai eu un empêchement.

53
Q

Ik zal checken of hij in zijn bureau is.

A

Je vais vérifier s’il est dans son bureau

54
Q

Ik zal dat ongetwijfeld doen.

A

Je n’y manquerai pas.

55
Q

Ik zal de boodschap overmaken

A

Je transmettrai le message

56
Q

Ik zal het nodige doen.

A

Je ferai le nécessaire.

57
Q

Ik zit vast in de file.

A

Je suis bloqué dans les embouteillages.

58
Q

Ik zou hem zo snel mogelijk willen spreken.

A

J’aimerais lui parler le plus vite possible.

59
Q

Is het dringend?

A

C’est urgent?

60
Q

Is het een gsm nummer ?

A

C’est un numéro de portable

61
Q

Kan ik Dhr. Dubois spreken?

A

Puis-je parler à Monsieur Dubois?

62
Q

Kan ik een boodschap nalaten?

A

Puis-je laisser un message?

63
Q

Kan u dat herhalen?

A

Pouvez-vous le répéter?

64
Q

Kan u dat spellen?

A

Pouvez-vous l’épeler?

65
Q

Kan u herhalen waarover het gaat?

A

Pouvez-vous répéter de quoi il s’agit?

66
Q

Kan u me uw personalia geven?

A

Pouvez-vous me donner vos coordonnées?

67
Q

Kan u mij doorverbinden met de centrale?

A

Pouvez-vous me passer le central?

68
Q

Kan u mij toestel 115 geven?

A

Pouvez-vous me passer le poste 115?

69
Q

Kan u over een half uurtje terugbellen?

A

Pouvez-vous rappeler dans une demi-heure ?

70
Q

Kan u wat luider spreken?

A

Pouvez-vous parler un peu plus fort ?

71
Q

Kent u het zonenummer van Rennes?

A

Connaissez-vous le préfixe de Rennes?

72
Q

Kunnen we de afspraak uitstellen ?

A

Est-ce que nous pouvons reporter (remettre/renvoyer à une date ultérieure) le rendez-vous?

73
Q

Maakt u zich geen zorgen!

A

Ne vous inquiétez pas!

74
Q

Mag ik u met zijn adjunct verbinden ?

A

Puis-je vous passer son adjoint?

75
Q

Men vraagt mij op een andere lijn.

A

On me demande sur une autre ligne

76
Q

Met de secretaresse van Dhr. Rolin.

A

Ici la secrétaire de Monsieur Rolin

77
Q

Met wie heb ik de eer (met wie spreek ik)?

A

A qui ai-je l’honneur (c’est qui à l’appareil) ?

78
Q

Met wie spreek ik?

A

À qui ai-je l’honneur (c’est qui à l’appareil)?

79
Q

Mevrouw Dubois is gaan lunchen.

A

Madame Dubois est partie déjeuner (dîner)

80
Q

Mevrouw Rolin kan u misschien helpen.

A

Madame Rolin peut peut-être vous aider

81
Q

Mijn collega heeft een dagje vrijaf

A

Ma collègue (mon collègue) a un jour libre (a pris un jour de congé).

82
Q

Mijnheer Vertez? Ja, daar spreekt u mee.

A

Monsieur Vertez? Oui, c’est lui-même.

83
Q

Mjn collega houdt zich bezig met dat dossier

A

Mon collègue s’occupe de ce dossier

84
Q

Om welk nummer gaat het?

A

De quel numéro s’agit-il?

85
Q

U kan op ons rekenen!

A

Vous pouvez compter sur nous!

86
Q

U kan steeds een boodschap nalaten op het antwoordapparaat.

A

Vous pouvez toujours laisser un message sur le répondeur automatique.

87
Q

U zal snel nieuws van ons krijgen.

A

Vous aurez rapidement de nos nouvelles.

88
Q

Waar is de telefoongids?

A

Où est l’annuaire?

89
Q

Waar kan ik u mee helpen?

A

En quoi puis-je vous aider?

90
Q

Waarover gaat het?

A

De quoi s’agit-il?

91
Q

Wanneer kan ik haar bereiken?

A

Quand puis-je la joindre?

92
Q

Wanneer kan ik hem bereiken?

A

Quand pourrais-je (puis-je) le joindre?

93
Q

Wat kan ik voor u doen?

A

Que puis-je faire pour vous?

94
Q

We sturen u een mail ter bevestiging.

A

Nous vous envoyons un mail (courriel) à titre de confirmation.

95
Q

Welk nummer zoekt u?

A

Quel numéro cherchez-vous?

96
Q

Zijn secretaresse houdt zijn agenda bij, maar ze is momenteel afwezig.

A

Sa secrétaire tient son agenda, mais elle est absente pour le moment.

97
Q

Zoals overeengekomen bellen we u terug.

A

Comme convenu nous vous rappelons.

98
Q

Zou ik Dhr. Piron kunnen spreken?

A

Pourrais-je parler à Monsieur Piron?

99
Q

Zou ik een andere afspraak kunnen maken?

A

Pourrais-je fixer un autre rendez-vous?

100
Q

Zou u dat passen ?

A

Cela vous conviendrait ?

FRANS I M IV (8 decks)

Brainscape helps you reach your goals faster, through stronger study habits.
© 2024 Bold Learning Solutions. Terms and Conditions