MAAT 2 Flashcards

H2 (78 cards)

1
Q

Rechtsnormen

A

Gedragsregels die door de overheid wettelijk zijn vastgesteld.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Publiekrecht

A

Regelt de relatie tussen burgers en overheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Strafrecht

A

Bepaald welk gedrag strafbaar is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Privaatrecht/Burgerlijk recht

A

Regelt hoe burgers onderling met elkaar omgaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Rechtspersonen

A

Zijn organisaties of instellingen die, net als natuurlijke personen (mensen), juridische rechten en plichten hebben.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Rechtvaardigheid

A

De opvattingen die wij als burgers hebben over goed en kwaad

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Rechtsstaat

A

Rechtssysteem waarin burgers door grondrechten worden beschermd tegen Machtsmisbruik en willekeur.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Rechtshandhaving

A

De staat moer ervoor zorgen dat we ons aan de wet houden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Rechtsbescherming

A

Wetten beschermen ons tegen machtsmisbruik van de overheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Geweldsmonopolie

A

Het recht van de staat om geweld te gebruiken om de orde te bewaren en de wet te handhaven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Autoritaire staat

A

Een land waar de macht bij één persoon of een kleine groep ligt, zonder invloed van de bevolking.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Dictaturen

A

zijn regeringsvormen waarin één persoon of een kleine groep alle macht heeft, zonder democratische controle of vrijheden voor de bevolking.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Grondwet

A

Wat de grondrechten van de inwoners zijn en hoe de staat is ingericht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Grondrechten

A

Basisrechten die je nodig hebt om een menswaardig leven te leiden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Mensenrechten

A

Ieder mens ter wereld zou deze rechten moeten hebben dan spreek je ook wel uit mensenrechten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Klassiek grondrecht

A

Recht op: gelijkbehandeling, vrijheid van godsdienst, vrijheid van meningsuiting, recht op onaantastbaarheid van het lichaam.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Sociaal grondrecht

A

Recht op werk, gezondheidszorg en woonruimte.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Trias politica

A

Hierdoor heeft niet 1 persoon of 1 instantie alle politieke macht.
1. wetgevende macht
2. uitvoerende macht
3. rechterlijke macht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wetgevende macht

A

Maakt wetten waaraan burgers en de overheid zich moeten houden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Checks and balances

A

Bij trias politica moeten de staatsmachten elkaar controleren. (check= controle) (balances= evenwicht)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wraking

A

het verzoek om een rechter te vervangen omdat deze mogelijk partijdig is of een belangenconflict heeft.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Legaliteitsbeginsel

A

De overheid mag alleen de vrijheid van de burgers beperken als die beperkingen in wetten zijn vast gesteld.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Rechtszekerheid

A

Rechtszekerheid betekent dat mensen erop kunnen vertrouwen dat de wet op een voorspelbare en eerlijke manier wordt toegepast

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wetboek van strafrecht

A

De meeste overtredingen en misdrijven staan in de wetboek van strafrecht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Misdrijf
Ernstige strafbare feiten
26
Overtreding
Minder ernstige strafbare feiten.
27
Criminaliteit
Alle misdrijven die in de wet staan.
28
Politie
Verzamelt info. Zoekt naar sporen, hoort getuigen en slechtoffers en houdt verdachten aan en legt gegevens vast.
29
Officier van justitie
Seponeert, doet de zaak zelf of stapt naar de rechter.
30
Fouilleren
Lichaam aanraken om vast te stellen dat de burger geen wapen bij draagt of vorm van drugs heeft. Dit kan niet zomaar.
31
Dwangmiddelen
opsporongsbevoegdheden
32
Verdachte
Een redelijk vermoeden van schuld.
33
Staande houden
Verdachten moet identiteit kunnen vasstellen. Bijvoorbeeld zwartrijden. hiervoor kan je ene boeten krijgen.
34
Aanhouding
Verdachten moet naar het bureau.
35
Preventief fouilleren
Fouilleren zonder dat er spraken is van verdenking.
36
Infiltratie
Uitlokken dat niet is toegestaan.
37
Seponeren
Afgezien van verdere rechtsvervolging.
38
Transactie
Verdachte betaalt een geldbedrag of krijgt een taakstraf
39
strafbeschikking
het OM kan Lichte strafbare feiten zelf een straf verzinnen.
40
Vervolgen
De officier van Justitie stuurt het dossier zelf naar de rechter en begint een rechtzaak.
41
Rechter
stelt tijdens een rechtszaak vast of de verdachte schuldig is.
42
Onschuldvermoeden
Je bent onschuldig totdat de rechter heeft vastgelegd of dat het tegendeel is bewezen.
43
Meervoudige strafkamer
Bestaat uit 3 rechters
44
Zitting
Rechters de zaak behandelen.
44
Advocaat
Controleert of de politie en de OM zich aan de regels houden en verdedigt de verdachten tijdens de rechtszaak.
44
Gerechtshof
Behandeld de zaak opnieuw
44
Hoge Raad
De hoogste rechter van ons land.
45
Wraak en vergelding
Misdaad mag niet lonen. Sinds de oudheid is dit een belangrijke reden om te straffen.
46
Afschrikking
Het vooruitzicht moet mensen afhouden van crimineel gedrag.
47
Voorkomen van eigenrichting
In onze rechtszaak is het de taak dat de rechter straft en niet de burgers.
48
Resocialistatie
Heropvoeding
49
Beveiliging van de samenleving
Bij ernstige geweld- en zedendelicten moeten lange celstraffen de maatschappij beschermen tegen herhaling.
50
Vrijheidsstraf
Ook wel gevangenisstraf. Daarbij is levenslang de max straf.
51
Taakstraf
De rechter kan bij jongeren tussen een werkstraf en een gedragstraining
52
Geldboete
Kunnen oplopen tot 1 miljoen
53
Vervangende hechtenis
Bij elke 50 euro die je niet betaalt 1 dag gevangenis straf uitzetten.
54
Bijkomende straf
Kan in een pakket komen met de hoofdstraf. BV intrekking van rijbewijs.
55
Voorwaardelijk
Als de dader zich tijdens de proeftijd aan de bepaalde voorwaarden houdt, krijgt hij een deel van zijn straf niet.
56
Terbeschikkingsteling
Een maatregel die een doel heeft om de samenleving te beschermen.
57
Jeugdstrafrecht
Het deel van het strafrecht dat specifiek gericht is op jongeren tussen de 12 en 18 jaar die een strafbaar feit hebben gepleegd.
58
Adolescentenstrafrecht
Rechter kan kiezen tussen jeugdstrafrecht of volwassenestrafrecht.
59
Mediation
De betrokken kunnen hun conflict zelf proberen op te lossen.
60
Burgerlijke rechtszaak
Als de mediation niets oplevert. daarbij leg je jullie geschil voor aan een onafhankelijke rechter.
61
Geschil
conlict
62
Eiser
Degene die de zaak aan de rechter voorlegt.
63
Gedaagde
De persoon van wie iets wordt geist en die daarom voor de rechter moet.
64
Dagvaarding
schriftelijke mededeling aan de persoon dat hij voor de rechter moet staan.
65
Verweer
De rechter beoordeeld jouw eis en de reactie van de gedaagde.
66
Vonnis
De rechter laat de partijden het zelf onderhandelen als dat niet lukt komt er een vonnis.
67
Dwangsom
Een financiële straf die een rechter oplegt aan een partij die niet voldoet aan een bepaalde verplichting, zoals het uitvoeren van een rechterlijk vonnis
68
Immateriele schade
Schade die niet in geld uit te drukken is, zoals pijn, verdriet, verlies van levensvreugde of reputatieschade
69
Vermorgensschade
Vergoeding voor schade aan spullen.
70
Kort geding
Versnelde en eenvoudige procedure voor spoedeisende zaken.
71
Bodemprocedure
Een rechtszaak waarin de inhoud van een juridisch geschil wordt behandeld en een definitieve uitspraak wordt gedaan
72
Uitlokking
In bepaalde situaties is dit toegestaan op crimineel gedrag op te sporen.
73
Lokmiddel
Andere oplossing voor uitlokken
74
Grooming
Digitaal kinderlokken.
75
Jury
Een groep burgers die bepaalt of een verdachte schuldig is.