Maatschappijleer TW4 Flashcards

(55 cards)

1
Q

Pluriforme samenleving

A

Een samenleving waarin mensen met verschillende opvattingen, gedragingen, levensbeschouwingen, religies, culturen, gewoonten en gebruiken mogelijk zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Cultuur

A

Het geheel van waarden, normen, gewoonten en uitingsvormen die mensen met elkaar delen en vaak als vanzelfsprekend beschouwen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Waarden

A

Opvattingen binnen een samenleving of groep over wat goed en juist is en daarom moet worden nagestreefd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Normen

A

Opvattingen over hoe je je op grond van bepaalde waarden moet gedragen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Dominante cultuur

A

Het geheel van waarden, normen en andere kenmerken dat door de grootste groep mensen in een samenleving wordt geaccepteerd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Subcultuur

A

Een groep met eigen waarden, normen en andere kenmerken die afwijken van de dominante cultuur.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Tegencultuur

A

Groepen die zich verzetten tegen (delen) van de dominante cultuur of daar zelfs een bedreiging voor vormen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Collectieve cultuur

A

Cultuur waarbinnen de belangen van de groep/familie belangijker zijn dan die van het individu.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Individuele cultuur

Individualistische cultuur

A

Cultuur waarbinnen de belangen van het individu belangrijker zijn dan die van de groep/familie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wij-groep

A

Een groep mensen waarbinnen iemand zich thuis voelt en waarmee men een bepaalde mate van binding voelt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Zij-groep

A

Een groep mensen waarmee iemand geen binding voelt en die buiten de wij-groep worden gehouden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Identiteit

A

Het beeld dat iemand van zichzelf heeft en naar buiten uitdraagt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Persoonlijke identiteit

A

Aangeboren en aangeleerde delen van de identiteit. Bijvoorbeeld lengte en muzieksmaak.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Sociale identiteit

A

Delen van de identiteit die iemand ontleent aan groepen waar ze bijhoren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Nature/nurture-debat

A

Debat over in hoeverre gedrag wordt beïnvloed door aangeleerd gedrag en in hoeverre het wordt beïnvloed door genetische factoren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Sociale controle

A

Leden van een groep letten erop dat anderen zich gedragen zoals van hen verwacht wordt. Gewenst gedrag wordt beloond en/of ongewenst gedrag wordt gestraft.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Socialisatie

A

Cultuuroverdracht; het proces waarin iemand de waarden, normen en andere kenmerken van de groep aangeleerd krijgt en eigen maakt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Imitatie

A

Leerproces van socialisatie door anderen gewoon na te doen zonder erbij na te denken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Acculturatie

A

Wanneer je op latere leeftijd expliciet de normen en waarden van een andere cultuur moet aanleren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Enculturatie

A

Wanneer je al vanaf je geboorte de cultuur van een groep meekrijgt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Autoritaire opvoeding

A

Opvoeding waarbij er strenge regels zijn waar kinderen niet van af mogen wijken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Verwaarlozende opvoeding

A

Opvoeding waar kinderen weinig aandacht krijgen van hun ouders en weinig regels hebben.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Permissieve opvoeding

A

Opvoeding waarbij ouders betrokken zijn maar de kinderen nog steeds weinig regels en grenzen kennen.

24
Q

Autoritatieve opvoeding

A

Opvoeding waarbij kinderen samen met de opvoeders tot regels en grenzen komen.

25
Expliciete socialisatie
Socialisatie die op een openlijke en waarneembare manier plaatsvindt.
26
Impliciete socialisatie
Socialisatie die (zo goed als) onbewust plaatsvindt.
27
Discriminatie
Het ongelijk behandelen van mensen zonder dat daar er een gegronde reden voor is.
28
Stereotype
Versimpeld en vaak overdreven beeld van een groep mensen.
29
Ingroup
Van eigen groep, mensen van wie we een positief beeld hebben.
30
Outgroup
Mensen die niet van de eigen groep zijn. Zij horen er niet bij.
31
Self fulfilling prophecy
Wanneer iemand door discriminatie en uitsluiting het idee krijgt dat ze iets niet kunnen. Hun motivatie neemt af waardoor het ze inderdaad niet lukt.
32
Vooroordeel
Een voorbarige mening over iets of iemand.
33
Xenofobie
Angst voor vreemden
34
Ideële dimensie
De waarden van een cultuur.
35
Normatieve dimensie
De normen van een cultuur.
36
Materiële dimensie
De manier waarop cultuur geuit wordt.
37
Cultuurrelativisme
De opvatting dat culturen niet met elkaar vergeleken kunnen worden.
38
Cultuuruniversalisme
De opvatting dat culturen wél met elkaar vergeleken kunnen worden en dat bepaalde culturen beter zijn dan anderen.
39
Segregatie
Er is geen tot weinig contact met andere groepen.
40
Assimilatie
Mensen passen zich volledig aan aan de cultuur van het land van aankomst en laten de cultuur van het land van herkomst lost.
41
Integratie
Mensen worden opgenomen in de samenleving door wederzijdse aanpassing.
42
Wij/zij-denken
Denken tussen verschillende groepen mensen in verschillen.
43
Sociale cohesie
Onderlingen verbondenheid tussen mensen en groepen mensen.
44
Affectieve bindingen
Wat mensen nodig hebben voor liefde, vriendschap en het gevoel dat ze erbij horen.
45
Economische bindingen
Wat mensen nodig hebben voor voedsel, inkomen en onderdak.
46
Cognitieve bindingen
Wat mensen nodig hebben om een plek te maken voor zichzelf in de samenleving.
47
Politieke bindingen
Wat men nodig heeft om te krijgen wat ze nodig hebben van de overheid.
48
Positietoewijzing
De mate waarin de samenleving migranten kansen geeft om te integreren.
49
Positieverwerving
De mate waarin migranten kunnen slagen om te integreren dankzij hun eigen kwaliteiten.
50
Polarisatie
Het uitvergroten van verschillen tussen groepen om de eigen groepsidentiteit te versterken.
51
Asielzoeker
Iemand die bescherming van een ander land inroept.
52
Vluchteling
Iemand die in het land van herkomst gegronde vrees heeft voor vervolging vanwege ras, godsdienst, seksualiteit etcetera.
53
Economische migranten
Mensen die het land van herkomst verlaten voor een baan.
54
Naturalisatie
Het aannemen van de nationaliteit van het land van aankomst.
55
Illegaal
Iemand die zonder geldige verblijfsvergunning in het land van aankomst verblijft.