maw Flashcards
(117 cards)
Wat zijn de functies van socialisatie?
- De cultuur te leren
- Zich aan te passen
- Een eigen identiteit te ontwikkelen
Socialisatie helpt individuen om zich te integreren in hun omgeving en om hun identiteit te vormen.
Wat is persoonlijke identiteit?
Hoe je jezelf ziet als individu, met je eigen gedachten, gevoelens en ervaringen die jou uniek maken.
Persoonlijke identiteit omvat de unieke kenmerken en ervaringen van een individu.
Wat is sociale identiteit?
Het deel van je identiteit dat wordt gevormd door de groepen waartoe je behoort, zoals je familie, vrienden, school of sportclub.
Sociale identiteit wordt beïnvloed door sociale interacties en groepslidmaatschappen.
Wat is collectieve identiteit?
Het gezamenlijke gevoel en beeld dat een groep mensen heeft over zichzelf (intern) en hoe anderen die groep zien (extern).
Collectieve identiteit is belangrijk voor groepscohesie en sociale interacties.
Wat is het verschil tussen nature en nurture?
- Nature: De invloed van aangeboren eigenschappen en genetica
- Nurture: De invloed van opvoeding en omgeving
Deze termen worden vaak gebruikt in debatten over de oorsprong van gedrag en eigenschappen.
Wat zijn de materiële en immateriële aspecten van cultuur?
- Materiële cultuur: Tastbare dingen zoals gebouwen, kleding en kunst
- Immateriële cultuur: Niet-tastbare zaken zoals ideeën, waarden, normen en tradities
Beide aspecten zijn cruciaal voor het begrijpen van een cultuur.
Wat is de dominante cultuur?
De overheersende cultuur in een samenleving, met de meest voorkomende waarden, normen en gewoonten.
De dominante cultuur heeft vaak invloed op de sociale structuren binnen een samenleving.
Wat is een tegencultuur?
Een groep mensen die zich verzet tegen of afwijkt van de dominante cultuur en andere waarden en levensstijlen nastreeft.
Tegenculturen kunnen leiden tot sociale veranderingen en conflicten.
Wat is een subcultuur?
Een kleinere groep binnen de samenleving met eigen kenmerken, waarden en normen die verschillen van de dominante cultuur, maar er niet per se tegenin gaan.
Subculturen kunnen bijdragen aan diversiteit binnen een samenleving.
Noem de vier vormen van sociale bindingen.
- Affectieve bindingen
- Cognitieve bindingen
- Economische bindingen
- Politieke bindingen
Deze bindingen zijn essentieel voor sociale cohesie en samenwerking in de samenleving.
Wat is het verschil tussen ingroup en outgroup?
- Ingroup: Mensen die deel uitmaken van de groep
- Outgroup: Mensen die worden uitgesloten van de groep
Dit onderscheid kan leiden tot groepsvorming en sociale dynamiek.
Wat zijn stereotypen?
Cultureel aangeleerde beelden, generalisaties en veronderstellingen, bijvoorbeeld over bepaalde groepen.
Stereotypen kunnen leiden tot vooroordelen en discriminatie.
Wat zijn vooroordelen?
Cultureel aangeleerde beelden, generalisaties en veronderstellingen, bijvoorbeeld over bepaalde groepen.
Vooroordelen zijn vaak gebaseerd op stereotypen en kunnen sociale ongelijkheid versterken.
Wat zijn de vier soorten sociale ongelijkheid?
- Ongelijke verdeling van economische hulpbronnen
- Ongelijke verdeling van sociale hulpbronnen
- Ongelijke verdeling van symbolische hulpbronnen
- Ongelijke verdeling van politieke hulpbronnen
Sociale ongelijkheid kan leiden tot conflicten en sociale onrust.
Wat is de maatschappelijke ladder?
De positie op de ladder wordt bepaald door de macht, het inkomen en de status of wel aanzien, zoals die door de andere groepsleden wordt toegewezen aan het beroep dat iemand heeft.
De maatschappelijke ladder geeft inzicht in sociale stratificatie.
Wat zijn collectieve goederen?
Goederen die door de overheid worden geproduceerd en die voor iedereen beschikbaar zijn.
Voorbeelden van collectieve goederen zijn openbaar vervoer en nationale defensie.
Wat zijn private goederen?
Goederen waar mensen voor moeten betalen, zoals eten en drinken, een abonnement.
Private goederen zijn vaak beperkt tot individuen en niet voor iedereen toegankelijk.
Wat is het dilemma van collectieve actie?
De keuze waar mensen voor staan om wel of niet mee te werken aan een samenwerking, waarbij het mogelijk is om te profiteren van een collectief goed zonder hieraan bij te dragen.
Dit dilemma kan leiden tot een gebrek aan samenwerking en collectieve actie.
Wat is een freerider?
Actor die profiteert van het collectieve goed maar er niet aan bijdraagt.
Freeriders zijn een probleem in situaties waar collectieve actie nodig is.
Wat zijn de vier machtsbronnen?
- Affectieve machtsbronnen
- Cognitieve machtsbronnen
- Economische machtsbronnen
- Politieke machtsbronnen
Deze machtsbronnen spelen een rol in sociale structuren en interacties.
Wat is formele macht?
Macht die is vastgelegd, bijvoorbeeld in wetten of regels.
Formele macht is vaak zichtbaar en duidelijk gedefinieerd.
Wat is informele macht?
Macht die niet vastgelegd is, bijvoorbeeld invloed door persoonlijke relaties.
Informele macht kan subtieler zijn en soms moeilijker te herkennen.
Wat zijn de voorwaarden voor samenwerking?
- Compromisbeleid
- Onderling vertrouwen
- Wederzijdse acceptatie
Deze voorwaarden zijn cruciaal voor succesvolle samenwerking in groepen.
Wat is het conflictmodel volgens Marx?
Gaat over de ongelijkheid tussen twee groepen: de mensen met bezit en de mensen zonder bezit. Rijken profiteren van het werk van de armen, wat leidt tot onrecht.
Marx gelooft dat dit uiteindelijk tot een groot conflict leidt.