Medische termen Flashcards
Benoem de betekenis van de termen (66 cards)
1
Q
a-
A
niet
2
Q
an-
A
niet
3
Q
algie-
A
pijn
4
Q
auto-
A
zelf
5
Q
brady-
A
traag
6
Q
brachy-
A
kort
7
Q
di-
A
dubbel
8
Q
dia-
A
door; afzonderlijk; bovendien
9
Q
dys-
A
moeilijk; slecht
10
Q
epi-
A
op; boven
11
Q
ery-
A
rood
12
Q
extra-
A
buiten; behalve; bovendien
13
Q
haem-
A
bloed
14
Q
hem-
A
bloed
15
Q
hemi-
A
half
16
Q
hydro-
A
water
17
Q
hyper-
A
veel; hoog
18
Q
hypo-
A
weinig; laag
19
Q
infra-
A
onder
20
Q
intra-
A
in; binnen
21
Q
inter-
A
tussen
22
Q
leuco-
A
wit
23
Q
lipo-
A
vet
24
Q
mal-
A
kwaad; ziekte
25
mono-
één
26
myo-
spier
27
neo-
nieuw
28
oligo-
weinig
29
path-
ziekte
30
per-
doorheen
31
peri-
rondom
32
pluri-
veel (soortig)
33
poly-
veel; meervoud(ig)
34
post-
na
35
pre-
voor
36
re-
opnieuw
37
sclero-
hard
38
sub-
onder
39
supra-
boven
40
tachy-
snel
41
uni-
één
42
-algie
pijn
43
-ase
enzym
44
-cide
dodend
45
-cyt
cel
46
-ectasie
verwijding
47
-ectomie
uitsnijding (geheel)
48
-ese
toestand of vermogen
49
-geen
achtervoegsel in woordverbindingen die een herkomst aangeven
50
-grafie
afbeelden; schrijven
51
-itis
ontsteking
52
-logie
leer van een wetenschap
53
-oom
gezwelvorming
54
-oma
gezwelvorming
55
-ose
geleidelijke afname
56
-pexie
fixatie; aanhechting
57
-plegie
met betrekking tot verlamming
58
-resectie
uitsnijding (gedeeltelijk)
59
-scopie
bekijken; inspecteren
60
-sectie
openen
61
-tomie
snijden
62
os
bot
63
cranium
schedel
64
thorax
borstkas
65
abdomen
buik
66
extremiteiten
ledematen