meetkunde Flashcards

(22 cards)

1
Q

congruente figuren

A

zijn figuren die op elkaar afgebeeld kunnen worden door een spiegeling,verschuiving, rotatie of een samenstelling van twee of meer van die transformaties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

zijn figuren die op elkaar afgebeeld kunnen worden door een spiegeling,verschuiving, rotatie of een samenstelling van twee of meer van die transformaties

A

congruente figuren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

congurente driehoeken

A

twee driehoeken zijn congruent als en en alleen als hun overeenkomstige zijden even lang zijn en hun overeenkomstige hoeken even groot zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

twee driehoeken zijn congruent als en en alleen als hun overeenkomstige zijden even lang zijn en hun overeenkomstige hoeken even groot zijn

A

congruente driehoeken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

twee driehoeken zijn congruent als en slechts als twee zijden van de eerste driehoek even lang zijn als twee zijden van de andere driehoek en de ingesloten hoeken even groot zijn

A

ZHZ

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

ZHZ

A

twee driehoeken zijn congruent als en slechts als twee zijden van de eerste driehoek even lang zijn als twee zijden van de andere driehoek en de ingesloten hoeken even groot zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

twee driehoeken zijn congruent als en slechts als de drie zijden van de eerste driehoek even lang zijn als de drie zijden van de andere driehoek

A

ZZZ

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

ZZZ

A

twee driehoeken zijn congruent als en slechts als de drie zijden van de eerste driehoek even lang zijn als de drie zijden van de andere driehoek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Twee driehoeken zijn congruent als en slechts als één zijde van de eerste driehoek even lang is als één zijde van de andere driehoek en de twee paar aanliggende hoeken even groot zijn

A

HZH

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

HZH

A

Twee driehoeken zijn congruent als en slechts als één zijde van de eerste driehoek even lang is als één zijde van de andere driehoek en de twee paar aanliggende hoeken even groot zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Twee driehoeken zijn congruente als en slechts als één paar zijden van de twee driehoeken even lang is één paar aanliggende hoeken even groot is en paar overstaande hoeken even groot is

A

ZHH

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

ZHH

A

Twee driehoeken zijn congruente als en slechts als één paar zijden van de twee driehoeken even lang is één paar aanliggende hoeken even groot is en paar overstaande hoeken even groot is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Twee rechthoekige driehoeken zijn congruent als en slechts als de langste zijden van beide driehoeken even lang zijn en één paar rechthoekzijden even lang is

A

90° ZZ

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

90° ZZ

A

Twee rechthoekige driehoeken zijn congruent als en slechts als de langste zijden van beide driehoeken even lang zijn en één paar rechthoekzijden even lang is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Een punt ligt op de middelloodlijn van een lijnstuk als en slechts als het punt even ver ligt van de grenspunten van dat lijnstuk

A

kenmerk middelloodlijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

kenmerk middelloodlijn

A

Een punt ligt op de middelloodlijn van een lijnstuk als en slechts als het punt even ver ligt van de grenspunten van dat lijnstuk

17
Q

is de rechte die de hoek in twee even grote hoeken verdeelt

A

Een deellijn/bissectrice van een hoek

18
Q

Een deellijn/bissectrice van een hoek

A

is de rechte die de hoek in twee even grote hoeken verdeelt

19
Q

Een punt ligt op de bissectrice van een hoek als en slechts als het punt op gelijke afstand van beide benen van die hoek ligt

A

kenmerk van de deellijn

20
Q

kenmerk van de deellijn

A

Een punt ligt op de bissectrice van een hoek als en slechts als het punt op gelijke afstand van beide benen van die hoek ligt

21
Q

In elke driehoek ligt tegenover een grotere hoek…

A

….een langere zijde

22
Q

In een driehoek is de lengte van elke zijde kleiner dan de som….

A

….van de lengtes van de andere zijden