Middelenmisbruik en chronische ziekte Flashcards

(20 cards)

1
Q

Behandeling middelenmisbruik
(KENNEN!)

A
  1. Aandacht voor de meervoudigheid van de problematiek
    - screening en diagnostiek van het druggebruik
    - inschatting maken de ontwikkelingsachterstand
    - screening naar co-morbide psychiatrische problematiek
  2. Relatie-opbouw met de jongere
    - Vertrouwensrelatie
    - actieve inbreng van de hulpverlener
    - responsabiliseren voor het eigen gedrag
    - verkleinen kloof met volwassenen

Aangepaste behandeling
Motivatie
psycho-educatie
Leefstijlstraining
- Kloof dichten met de normale ontwikkeling en stimuleren leeftijdsadequaat gedrag
- Werken rond ontwikkelingstaken
1. belang opleiding / toekomst
2. prosociaal gedrag
3. zelfontplooiing / eigen identiteit
4. autonomie / zelfstandigheid / zelfverantwoordelijkheid
5. omgaan met moeilijke gevoelens
6. plaats vinden in de maatschappij

contingentiemanagement
hervalpreventie
Gezinstherapie
Nazorg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

geef de evolutie in druggebruik

A

experimenteren
actief zoeken
regelmatig gebruik
misbruik
afhankelijkheid

Progressieve ontwikkeling om naar verslaving te kijken - In tegenstelling tot afhankelijkheid van vroeger (=normale lichamelijke reactie op middel-. Bij verslaving staat het compulsieve karakter meer op de voorgrond, en wordt het verslavingsgedrag meer onderstreept.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wat is verslaving?

A

overmatig gebruik van middelen met een belonende werking,

die sterke behoefte oproepen om het gebruik voort te zetten én ertoe leiden dat de persoon aanzienlijke moeite ervaart om het gebruik te verminderen of te staken,

waarbij het lichamelijk, psychisch en/of sociaal functioneren negatief wordt beïnvloed.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

geef de DSM5 kenmerken van a.m.g.s.

A

DSM-5 criteria hebben betrekking op
Verlies van controle (criterium 1- 4)

Sociale gevolgen (criterium 5 - 7)

Risicovol gebruik (criterium 8 – 9)

Lichamelijke afhankelijkheid (criterium 10 - 11)

ERNST
2-3 criteria = mild
4-5 criteria = matig-ernstig
+6 criteria = ernstig

Een problematisch patroon van gebruik van een roesmiddel … en dat leidt tot klinisch significante beperkingen of lijdensdruk, zoals blijkt uit minstens twee van de volgende kernmerken, die binnen een periode van een jaar optreden:

Het middel wordt vaak in grotere hoeveelheden of langduriger gebruikt dan de bedoeling was

Er is een persisterende wens of er zijn vergeefse pogingen geweest om het gebruik te minderen of in de hand te houden

Veel tijd wordt besteed aan activiteiten die nodig zijn om aan het middel te komen, het middel te gebruiken of te herstellen van de effecten ervan

Hunkering of een sterke wens of drang tot het gebruik van het middel

Recidiverend gebruik van het middel, met als gevolg dat de belangrijkste rolverplichtingen niet worden nagekomen op school, werk of thuis

Aanhoudend gebruik van het middel ondanks persisterende of recidiverende sociale of intermenselijke problemen, veroorzaakt of verergerd door de effecten van het middel

Belangrijke sociale, beroepsmatige of vrijetijdsactiviteiten zijn opgegeven of verminderd vanwege het gebruik van het middel

Recidiverend gebruik van het middel in situaties waarin dit fysiek gevaar oplevert

Het gebruik van het middel wordt gecontinueerd ondanks bekendheid van de schadelijke effecten ervan

Tolerantie

Onttrekkingssyndroom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wat is bingedrinken?

A

Hoeveelheid alcohol nodig om 0,08g/dl bloed-alcohol niveau te bereiken binnen een periode van 2u

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

comorbiditeit met middelenmisbruik

A

Gedragsstoornissen
ADHD
Depressie
Angst
Psychotische stoornissen

Dubbeldiagnose bij verslaving
is eerder regel dan uitzondering
(min. 50% heeft minstens 1 andere
stoornis)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Gedragsverslavingen

Wat weet je hierover?

A

Relatief nieuw concept binnen psychiatrie
Sinds 2010 > DSM-5

Vb. gamen, smartphone-gebruik, compulsief winkelen, seksverslaving, …

Kunnen direct of indirect de individuele gezondheid (lichamelijke en geestelijke gezondheid) en de ontwikkelingstrajecten van jonge mensen beïnvloeden

bio-psycho-sociaal model:
Onvermogen om impulsen, driften of verleidingen te weerstaan, die als ze buitensporig zijn schadelijke gevolgen kunnen hebben
6 basiselementen:
Saliëntie (de activiteit krijgt een belangrijke waarde die de waarde van andere activiteiten overstijgt)
Stemmingsmodificatie (d.i. de emotionele respons ten gevolge van het gedrag)
Tolerantie (meer moeten om hetzelfde stemmingsveranderend effect te verkijgen)
Onthoudingsverschijnselen
Conflict (conflict met andere activiteiten, personen ten gevolge van het verslavingsgedrag)
Terugval (een hoge kans op terugkeer naar het oude gedragspatroon)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Gedragsverslavingen

Behandeling

A
  1. **Abstinentie van gedrag vs. gecontroleerd gedrag. **
  2. Contingentie-management
  3. **Combinatie van verschillende therapeutische benaderingen die focussen op symptomen en de onderliggende dynamieken die bijdragen aan het verslavingsgedrag. **
    - CBT
    - Motivationele gespreksvoering
    - Gezinstherapie
    - Groeiend aantal forums en supportgroepen op het internet
  4. Belang van de ouders
    Stellen van grenzen, gezonde modellen, waarschuwingssignalen herkennen, …
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is somatisatie?

A

het vertalen van psychische spanning of klachten naar lichamelijke klachten of symptomen
Voorbeeld: kind dat opziet tegen het vertrek van de ouders en bijgevolg buikpijn krijgt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

wanneer spreken we van ‘SOMATISCH-SYMPTOOM- en aanverwante stoornissen’

A

Wanneer de lichamelijke klachten bij een somatische aandoening onvoldoende verklaring bieden voor de ervaren lichamelijke klachten – Abnormale gedachten, gevoelens, gedragingen in reactie op klachten - De klachten zijn niet verzonnen!

Criterium onderliggende somatische oorzaak niet gevonden, niet vereist (wel voor conversiestoornis)

Grote lijdensdruk

Interferentie dagelijks functioneren

De klachten kunnen specifiek (hoofdpijn) of minder specifiek (vermoeid) zijn
Meest voorkomende klachten kinderen: buikpijn, hoofdpijn, misselijkheid, maagklachten, vermoeidheid, spier- en gewrichtspijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

geef de etiologie van somatisch-symptoom en aanverwante stoornissen

A

Multifactorieel!
Persoonlijkheid en coping mechanismen
Staan niet in contact met emoties
Onveilige gehechtheid
Verhoogt kwetsbaarheid stress
Minder sociale steun opzoeken
Beoordeling en verwerking emotionele situaties
Genetica
Temperament
Stressvolle/ traumatische gebeurtenissen
Aangeleerd gedrag (modelling)
Het eerder hebben doorgemaakt van een lichamelijke ziekte
Discrepantie schools niveau en capaciteiten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

DSM5 criteria Somatisch-symptoom stoornis

A
  • Criterium A: Een of meer lichamelijke klachten waar de betrokkene onder lijdt of die het dagelijks leven in significante mate verstoren;
  • Criterium B: Excessieve gedachten, gevoelens of gedragingen samenhangend met de lichamelijke klachten of de hiermee gepaard gaande zorgen over de gezondheid
    1. Disproportionele en aanhoudende gedachten over de ernst van de symptomen.
    2. Aanhoudende hoge mate van angst over gezondheid of symptomen.
    3. Excessieve tijd en energie besteden aan de symptomen of gezondheidszorgen.
  • Criterium C: ≥ 6 maanden
  • De klachten kunnen specifiek (hoofdpijn) of minder specifiek (vermoeid) zijn
    Meest voorkomende klachten kinderen: buikpijn, hoofdpijn, misselijkheid, maagklachten, vermoeidheid, spier- en gewrichtspijn

Ernstbepaling:
Mild: Slechts één van de symptomen gespecificeerd in criterium B is aanwezig.

Matig: Twee of meer van de symptomen gespecificeerd in criterium B zijn aanwezig.

Ernstig: Twee of meer van de symptomen gespecificeerd in criterium B zijn aanwezig, plus er zijn meerdere somatische klachten (of één zeer ernstig somatisch symptoom).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

comorbiditeit met SOMATISCH-SYMPTOOM- en aanverwante stoornissen

A

¼ à 1/3 van de kinderen met deze stoornissen: psychiatrische comorbiditeit
Vooral angst- en stemmingsstoornissen
Oorzaak! Niet gevolg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

differentiaaldiagnose van SOMATISCH-SYMPTOOM- en aanverwante stoornissen

A

Een somatische aandoening ter verklaring van de klachten
Bijwerkingen medicatiegebruik
Schoolweigering
Eetstoornis
Dissociatieve stoornissen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Behandeling van SOMATISCH-SYMPTOOM- en aanverwante stoornissen

A

Psycho-educatie
- Inbraakalarm
“Wanneer het alarm van een huis afgaat, is er waarschijnlijk een inbreker aan het werk. In jouw geval hebben artsen opgetreden als de politie en gezocht naar de dader. Wanneer het alarm blijkt af te gaan om de haverklap, moeten we misschien onderzoeken of het alarmsysteem niet te scherp staat afgesteld? Bij jou is dit ook zo. Jouw pijn wordt veroorzaakt door verschillende factoren”

  • Oorzaak-gevolg figuur

Cognitieve gedragstherapie
“Bekrachtiging van positief gedrag
Ontwikkel/stimuleer gezonde coping: relaxatie, positieve zelfspraak, afleiding zoeken
Probleemoplossende vaardigheden stimuleren/aanleren
Deelname aan het ‘normale leven’ aanmoedigen
Minder aandacht aan lichamelijke symptomen: dagboekregistratie en afbouw
Meer focus op symptoomvrije periodes, ondernemen van gezamenlijke – leuke – activiteiten.
Exposure”

Ontspanningsoefeningen

Werken met het systeem

Fysio-, psychomotorische en psychofarmacotherapie

Ordeal therapy: therapie die congruent is met het symptoom (het lijkt logisch met het symptoom), maar eigenlijk dient het gewoon om het gevoel te krijgen vat te krijgen op hun symptoom want het helpt niet voor wat het kind zogezegd heeft (=symptoomafbouw, soort placebo). Bijvoorbeeld: pijn in het been en dus ‘kinesitherapie’ toedienen. De pijn in het been gaat weg, ookal is de therapie eigenlijk een placebo. Het vermindert de ziektewinst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

belangrijke andachtspunten bij SOMATISCH-SYMPTOOM- en aanverwante stoornissen

A

Tijdsverloop bewaken!
Symptomen geraken ingeslepen (of: symptoom shifting)
Connectie met stressor vervaagt
Ziektewinst neemt toe
Herintegratie wordt moeilijker
Angst voor “zeldzame, ernstige” pathologie
Wantrouwen in medische wereld

17
Q

DSM5 criteria ziekteangststoornis

A

Preoccupatie met het hebben of krijgen van een ernstige ziekte;
Lichamelijke klachten zijn niet aanwezig of slechts in lichte mate;
Er is een hoge mate van angst over de gezondheid;
De betrokkene vertoont excessief gezondheidsgerelateerd gedrag

Zeldzaam bij kinderen

18
Q

kenmerken conversiestoornis

A

Er loopt iets mis met de signalen tussen de hersenen en het lichaam
Bijvoorbeeld: ledematen niet meer kunnen bewegen, bewustzijn verliezen, problemen met praten, slikken, zien, horen
Beeld doet denken aan een neurologische aandoening
Vaak door acute stress/angst/woede

Symptomen kunnen bestaan uit:
Schokken of trillen
Bewustzijnsverlies
Ongecontroleerde bewegingen
Emotionele reacties zoals paniek of angst

19
Q

gesimuleerde stoornis, opgelegd aan zichzelf

A

Het voorwenden van lichamelijke of psychische klachten of verschijnselen of het doelbewust opwekken van verwonding of ziekte, waarbij aantoonbaar sprake is van misleiding;
De betrokkene presenteert zich tegenover anderen als ziek, gehandicapt of gewond;
Het misleidende gedrag is evident

=“Munchhausen” vs “Munchhausen by proxy”

Het voorwenden van lichamelijke of psychische klachten of verschijnselen of het doelbewust opwekken van verwonding of ziekte bij een ander, waarbij aantoonbaar sprake is van misleiding;
De betrokkene presenteert een ander (het slachtoffer) tegenover anderen als ziek, gehandicapt, of gewond;
Het misleidende gedrag is evident

Gevolgen voor het kind:
Onnodige operaties, bijwerkingen van behandelingen, verminkt, overlijden
Psychosociale ontwikkelingsachterstand
Angstig
Leerachterstand door schoolverzuim
PTSS

Kindermishandeling!

Kenmerken van plegers:
Quasi altijd de moeder
Zelf meegemaakt als kind
Hebben zelf een gesimuleerde stoornis

Waarom?
Extreme angst hun kind te verliezen, zelf aandacht krijgen, verzorgende rol behouden, financiële/materiële voordelen

20
Q

CVS chronisch-vermoeidheidssyndroom

A

= ernstige vermoeidheid die ernstige beperkingen in het functioneren geeft, niet betert na rust of niet kan worden verklaard vanuit een lichamelijke of psychiatrische aandoening
Volwassenen: ≥6m
Kinderen: ≥3m